Wittebroodsweken Ik ben nog steeds op zoek naar een Tesselse weesjongen uit de 17e eeuw. Daarvoor lees ik archiefstukken door uit ons Gemeentear- chief (GAT). Zo ben ik nu bezig met de periode 1585-1606. Het is boeiend te zien wat zich toen allemaal in het weeshuis afspeelde en waar men mee te maken kreeg. Slechts een aspect wil ik er nu uitlichten. Maar allereerst even een opfrisser voor het geheugen. Wellicht hennnert u zich nog dat het gemeentebestuur, na een gevaarlijke reis per schip naar Scheveningen, van Willem van Oranje toestemming kreeg een weeshuis te stichten. Er mocht daartoe worden gebruik gemaakt van een bestaand gebouw: het leeg- staande kloostertje in de Parkstraat. Tot voor kort was op die plaats het postkantoor gevestigd. Weeshuisvoeding De eerste kinderen werden er in 1578 opgenomen. Bijna vanaf het begin is een groot deel van de boekhouding van het weeshuis bewaard: er zijn fragmenten uit 1589, de boekhouding van 1585-1606, en vervolgens weer van 1634-1649(1659). Het reglement voor opname in het weeshuis dateert uit 1573. Uit deze boekhouding leren we heel veel over de gewone dagelijkse gang van zaken in het weeshuis: hoe men leefde, wat de kinderen deden, hoe ze verzorgd werden, wat men at en dronk, hoe hun dagen er uitzagen, enzovoort. Wat hun voeding betreft, het viel me op dat men, naast heel veel mout, meestal roggebrood at. Verder stonden er op het menu dikwijls peulvruchten: witte en bruine bonen, groene en grauwe erwten. Heel vaak werd ook vis gekocht: kabeljauw, tong, haring, soms een tarbot. Maar wie wat nu precies op zijn bord kreeg staat er niet bij. Want er was natuurlijk ook personeel en er waren een weesvader en een weesmoeder en wat die aten wordt niet apart vermeld. En een of tweemaal per jaar, tijdens de markt, werd er voor de kinderen voor een klein be- drag koek gekocht. Maar misschien was koek toen nog niet zo duur? Wittebrood Wittebrood werd als een luxe beschouwd. Eigenlijk werd in slechts twee gevallen wittebrood ingekocht. Enerzijds was het bestemd voor werkers als de maaiers die elk jaar verschenen, de werkers die gras voor het vee of graan voor de mensen kwamen oogsten. Dat was dus niet voor kindermagen bestemd. Anderzijds werd wittebrood voor zieken gekocht. Dat was onder andere rijkelijk het geval in 1604-1605, en toen had het wittebrood een bittere bij- smaak. Algemene zaken Er zijn veel andere dingen die uit de boekhouding naar voren komen. Het weeshuis hield zelf ook vee. Er waren schapen en koeien, varkens, kippen en duiven. En er was een tuin met een boomgaard. Veel van de producten die het weeshuisbedrijf opleverde werden verkocht: appels en peren deden een beste prijs, maar ook de schapenkaas werd goed verkocht, evenals koeienkaas, witte butter en duiven. Overigens werd ook van alles weer ingekocht: zeep, zout, zand, kalk, bezems, alles wat een huishouden nodig heeft. En ook voedingswaren als Leidse, Friese kaas en zoetemelkse kaas, om maar wat te noemen. Nog- maals: er wordt niet vermeld in welke magen dat ver- dween. Maar zeer informatief is het gegeven, dat van alle genoemde producten en van nog vele andere die ik hier niet vermeld, de prijzen worden genoemd. We krijgen zo een prachtig beeld van lonen en prijzen aan het einde van de 16e en het begin van de 17e eeuw. De pest In Den Helder en Huisduinen, zoals op vele andere plaatsen in Nederland, brak de pest uit. Dat was niet on- gebruikelijk. Noordegraaf en Valk constateren in hun boek De Gave Gods (want zo werd de ziekte toen ge noemd), dat pakweg tussen 1460 en 1660 de pest elk jaar, al dan niet slapend, in Holland aanwezig was. Zij bieden een uitgebreid overzicht van de plaatsen waarover pest- berichten zijn gevonden, met daarbij aanvullende gege- vens over dodentallen en dergelijke. Maar in 1604 woedde de ziekte zeer hevig. In het genoemde Den Hel der en Huisduinen waren wijken waar meer dan de helft der inwoners stierf. En vluchten kon niet meer, want de ziekte was overal of werd meegenomen. Schoorl en Bre mer vermelden dat de herbergier van het Wapen van Amsterdam (ook genaamd Zeeburgh), in Den Helder ge- legen aan de dijk, met zijn vrouw naar Texel ging om de ziekte te ontlopen. Helaas voor hem, zijn plan mislukte. Ondanks de dreiging van de pest ging men van Texel toch ook nog naar de overkant. De schrijver van archief- stuk 1251 deelt over 1604 op p. 123 mee: ghegeven Albert Janszoen van twie reyssen in Huijsdunen te reyssen Summa 8 stuvers. Geen wonder dat over en weer besmetting plaats vond. Slachtoffers van de pest De boekhouding van het weeshuis laat zien dat ook daar bewoners door de ziekte getroffen werden.. Hoe het sterftecijfer als gevolg van de ziekte voor geheel Texel er uit ziet heb ik nog niet achterhaald. Maar waar het het weeshuis betreft, levert het financieel overzicht ons een stukje geschiedenis dat tot nu toe niet bekend was. Het betreft hier een ziekte die met name jongeren, ook jeugd lijkt te treffen. Noordegraaf en Valk signaleren eveneens dat met name groepen jongeren door deze ziekte werden bezocht en citeren (p. 61) als mogelijke verklaring daar voor de arts Swinnas uit 1664: "vermyts sij de sweetgaten opender hebben". Nummer 110, maart 2014 Historische Vereniging Texel 11

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2014 | | pagina 13