Nummer 100 of het huisje Het toilet of WC werd in het verleden aangeduid als 'nummer 100' of 'sekreet' maar ook wel als 'het huisje'. Onderstaand verhaal werd verteld door Cornelis Witte, ook Cees de Wit genaamd. Deze woonde in de Molenstraat op nummer 21Verberne woonde op Molenstraat 17. "Jan van Mesjeu (Verberne) was manufacturier en woonde op de hoek Molenstraat/Zwaanstraat, voor- heen Kapersglop. Elke week kwam er een marskraamster, genaamd Naatje om haar handel aan te bieden. Dat had wei- nig zin, omdat Verberne al een winkel vol had lig- gen. Op de gebruikelijke dag kwam ze weer aan en vroeg aan de dienstbode of ze even gebruik mocht maken van 'het huisje'. Na verkregen toestemming ging de vrouw naar het huisje wat achterin de tuin stond in verband met de lucht en de algemene hygiene. Toen Verberne thuiskwam moest hij naar het toilet en ging dus naar het huisje. Nadat hij gehoord had dat de marskraamster er op zat werd hij razend, ging er op af en riep: "Eruit, eruit vies wijf, eruit'. Toen de vrouw er met afgezakte broek uit kwam begon Verberne me teen het huisje met een emmer water uit de pomp te spoelen en te boenen terwijl zij erbij stond." J.A. v.d. Vlis: "t Lant van Texsel' Genoemd naar D. Caper. Deze kocht op 15 juli 1744 een tuin nabij de Gravenstraat. Met dank aan de heer J.A.G. Verberne voor de foto's en de tekeningen. Sjaak Schraag Tessels Prate Lang geleden stonden er in de Texelse Courant allerlei ingezonden verhalen in het dialect geschreven. Ik denk dat de mensen uitgenodigd werden door de gebroeders Duinker van de krant om iets van vroeger te vertellen. Ons dialect sterft uit. Niet alleen hier, maar in het hele land en ook in alle andere landen. Als voorbeeld het volgende: Een aantal jaren geleden kwam Gerrit Eelman naar een bijeenkomst van de dialectgroep van onze vereniging om een aantal ver halen te vertellen. U heeft een groot aantal daarvan kunnen lezen in ons blad. Hij merkte tijdens deze bijeenkomst terecht op, nadat hij eerst een tijdje had zitten luisteren, "dot wee hillegaar gien Tessels met mekaar sprake". Wij werden met de neus op de feiten gedrukt dat we wel bezig waren om Tesselse verhalen, woorden, anekdotes en gezegden bij elkaar te zoeken, maar dat we onder elkaar beschaafd Nederlands spraken. Ik laat een hoogbejaarde Texelaar aan het woord. Hij schrijft op 4 januari 1953 het volgende: "De vorege maand los ik in de kront fon die stikkies hoe't wos deer bee de Groeneplaas, 'n sestig, seuventig jaar leeje, maar ruum tachetigjaar leeje wos't nag heel aars. Oppe hoek fon't Raaksie, weer de segarewinkel van Jac. Illemon wos, deer was de bakke- ree fon Dirk Mooije. Flak deer teuge-an, na de kant fon't raacfhuus wos een snobwinkeltje fon Kerlien Koore. Oppe hoek fon de Binneburreg bee de Vismorkt wos 'n kreujenierswinkeltje fon Jan Ponsee (Verberne); os je nuwwe klompe nodig hod don ging je na Jan of na Antje van Slinger, die weunde in't eerste huus fon de Kogerstreet. Ik meen leze te heewe dot de gemeente dot ouwe huus fon Antje van Slinger kocht heb foor monu ment. Oppe Groeneplaas, hollefweg op't Raaksie weunde de diender Aai Dekker. Die hod oltied 'n dikke rotting bee mdot wos sien kuierstok. Os de jonges wot veul geweld maakte in de Vismorkt, kwam ie an en dan stak ie die stok in de hoogte; dot was don 'n soortement fon dreigement. Hee prebeerde welderes om ons 'n tik te geve, maar dot wos helekedol mis: de jonges ware te gauw. Bee het huus fon Westebert, op dot a are hoelde, wos 'n herbergie in dot glop, dot deer vandaan zo na de Binnenburg liep, dat hiete't glop fon Dirke Skaage. Teuge over de poort fon 't Park wos de grutteree fon Langeveld. Achter de winkel wos 'n skuur en deer wos 'n grdot leegend rod in. Deer liep zo in de rondte 'n peerd foor. Dot wos de grutteree. In de a a re hoek fon de Groenplaas, 'n stikkie ferbee de Oranjeboom, wos het logement fon De Zwaan. Deer weunde Broekkamp. Die was ok nag timmermon. Achter De Zwaan om de hoek sting 'n houte loos, dat wos de timmerwinkel. Af en toe kwam d'r 'n mon fon de vastewdl om petretjes te make. Die wos don in De Zwaan thuus. Os je 'n petre- tje fonjezellef heewe wow don gingje na de timmerwinkel en dan kon je je uutpetreteere late. Veul zow ik nag seege kenne en ok nag over de Stieneplaas, maar dot moet maar weerus op 'n aare keer. N.W Duinker." Een zekere 'D' beschrijft de mogelijkheden van vervoer uit de beginperiode van de TESO: "'t Is ol 'n heele tied leeje, dot ik uwe skreve heb over Nummer 107, juni 2013 Historische Vereniging Texel 31

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2013 | | pagina 33