het scheerlicht binnen valt. Met dat wulf heeft de met-
selaar (hier op Texel spreekt met van een messelaar, zo-
als de geboren Texelaar ook van Tessel spreekt) niet
goed raad geweten, want het steekt met een flinke bob-
bel boven de vloer naast de schouw in een der tussen-
kamers uit. Never mind, als je zo nauw kijkt, houd je
het nergens uit.
De zolder wordt gedragen door zware binten en de
vloerdelen zijn zeker een voet breed en minstens vier
centimeter dik. Kom daar tegenwoordig eens om. Wij
zijn te haastig en hebben geen tijd meer om de bomen
dik te laten worden.
In dit huis hebben vele geslachten geleefd en gewoond.
Hier hebben koopvaardijkapiteins hun dagen aan wal
gesleten en de laatste kapitein, die in ons huis geboren
werd, kent iedereen op Texel, want dat is kapitein Lap:
een echte Texelse naam. De achterzijde van ons huis
vind ik het mooiste. Een oude klimop rankt langs de
muren omhoog en omlijst de ramen, de kleur van de
pannen is prachtig en als je zo ons achterwegje afloopt
en je blik laat gaan over al die leuke, oude huisjes, met
hum schoorstenen en met hun boetjes en topgeveltjes,
is het net een kostelijk, oud prentje.
Ook wij zijn een boetje rijk, opgetrokken uit gele en
miskleurige, kleine Friese handvormsteen en gedekt
met Oudhollandse pannen, zoals het behoort. Leuk om
te kijken, hoe zo'n kap gemaakt is, van rondhout en
haanbinten en korbelen. In de hoek een stookgelegen-
heid, een echt open vuur, dat trekt als een lier en in de
andere hoek de regenput.
In de kleine tuintjes een perelaar, een appelboom, die
niet meer draagt en vlak voor een der ramen van de
achterkamer een pruim. Maar hier en daar ontdek je
tussen het gras het fijne grijsgroene blad van sneeuw-
klokjes, er staan wat narcissen en akeleien.
Gisteren hebben wij er met veel zorg wat wilde hyacin-
then geplant, welke wij meegenomen hadden uit de
mooie eendenkooi bij Westergeest, aan de voet van de
Hoge Berg. Daar ziet de bodem aanstonds in Mei blauw
van de wilde klanten; stellig een der mooiste groeiplaat-
sen van de wilde hyacinth.
Een dezer dagen trokken wij voor de eerste maal naar
ons nieuwe oude huis en toen moest het bewoonbaar
gemaakt worden. Gordijnen werden opgehangen, meu-
bels geplaatst, strozakken gevuld voor de bedden. Tel-
kens ontdekten wij weer nieuwe hebbelijkheden van
ons huis. Er werd hier en daar een plank getimmerd,
een haakje geslagen. De regenwaterpomp liep af en
werd deskundig gerepareerd door de dorpssmid. Hij
zorgde ook voor de nodige pijpen voor de kachel. Maar
toen die voor de eerste maal aangemaakt werd, bleek
de schoorsteen niet te trekken. In de kamer was het
niet meer uit te houden en zo voegden wij ons bij de
Historische Vereniging Texel
Nummer 106, maart 2013
De restanten van een tuimelaar in De Slufter in 1940.
Foto door Jan P. Strijbos in coil. Kees Duinker