persoons schuilplaatsen van gewapend beton, met dikke
wanden en een spleet bovenin, waarin men dekking
kon zoeken. Heel zware bommen kon men door de
lucht horen rollen, het leek dan wel of het donderde.
Als men kogels hoorde fluiten dan was het gevaar al
voorbij.
In 1944 was hij eens bij Han Zijm op bezoek geweest.
Toen hij terugkeerde was er bomalarm. Hij liep als enige
nog over straat, overmoedig zoals een jongeman van
twintig jaar is. Toen hij bij de werkplaats en de barak
ken aangekomen was, kwamen de eerste bommen al
naar beneden. Hij dook de schuilkelder in. Nauwelijks
was hij binnen, of overal om hem heen ontploften de
bommen, ook brandbommen. Er lagen er wel zestig in
de buurt van de schuilkelder. Na zo'n bombardement
kwamen minuten later nog flarden van kogels van het
afweergeschut naar beneden vallen. Als je die op je
hoofd kreeg wasje er alsnog geweest. De hele omgeving
van de schuilkelder lag in puin. Ze waren er daar dus
"uitgebomd" zoals Henk zei.
Het laatste halfjaar hielden ze hun kleren 's nachts ge
woon aan in verband met de veelvuldige bombardemen
ten. Hierna werkte hij drie weken bij een filiaal van
Volkswagen in Hameien. In dat dicht bebouwd stads
centrum voelde hij zich niet veilig, omdat hij wist wat
er kon gebeuren bij een vuurzee.
Jaap Witte, een broer van Henk, was al eerder te werk
gesteld bij de Duitse P.T.T. in Hagen. Hij had in april
1945 verlof gekregen om naar huis te gaan. Jaap is met
een militaire auto meegereden, dwars door de linies van
Hagen naar Hannover en vroeg aan Henk of hij mee
naar huis ging. Henk had eerst bezwaren, hij had geen
Jaap Witte
verlof en vroeg zich af of dat zo maar kon. Tenslotte is
hij toch meegegaan. Henk vroeg aan de chef van de fa
briek toestemming om Jaap naar het station te mogen
brengen. Hij pakte toen snel zijn koffer in en vertrok
met Jaap naar de trein richting Bremen.
Onderweg werden ze op het station nog beschoten door
vliegtuigen. De reis ging vervolgens naar Oldenburg
waar ze de eerste mensen uit een concentratiekamp te
genkwamen. Het waren gewoon geraamten, vreselijk
om te zien. Bij de grens met Nederland had Henk zich
in de trein verscholen maar werd gepakt. Hij werd door
Duitse soldaten in elkaar geslagen. Zijn koffer werd ge
stolen, die heeft hij nooit meer gezien. Na een dag werd
hij geboeid afgevoerd naar een politiebureau. Daar
moest hij de rest van zijn spullen afgeven. Ze sliepen er
met vijf man op een houten bank, om en om. Een toilet
was er niet, wel een vat. Ze kregen er niets te eten. Het
wemelde er van het ongedierte.
De volgende dag werd hij naar een groot strafkamp in
Oldenburg gestuurd waar duizenden personen verble
ven. Politieke gevangenen werden afgevoerd. Hij werd
toen tewerkgesteld bij een vliegtuig-lazaret, hij moest er
kuilen spitten. Er waren daar Amerikaanse en Engelse
vliegers waar hij wel eens mee sprak. Na een week
moest hij weer terug naar het strafkamp.
Op een dag stond er een trein klaar om naar Groningen
te vertrekken, maar dat ging helaas niet door. Tijdens de
opmars van de geallieerden in april 1945 werd Henk met
een groep op de trein richting Nederland gezet. Ze moes
ten lopend de grens over. De spoorrails in Duitsland
werden daarna meteen door de Duitsers opgeblazen.
Henk was dus een van de laatste personen die op deze
manier in Nederland aankwamen. De groep splitste zich,
iedereen ging een kant op. Na driekwart dag lopen
kwam Henk 's avonds om zeven uur aan bij de familie
Dirk Zwik aan de Hoge Dijk bij Finsterwolde, boven
Winschoten. Dit was een kleine boer en ze hadden één
kind. De vrouw riep hem binnen. Eerst moest hij zich
wassen met warm water en kreeg hij kleren van de boer.
Hierna kreeg hij te eten. Hij kon wel dooreten want hij
had al dagen niets gehad. Toch mocht hij niet te veel
eten, omdat zijn maag dat helemaal niet kon verwerken.
Een paar dagen later kwamen ze in de frontlijn te lig
gen. De burgerbevolking moest, in opdracht van de
Amerikanen, tijdelijk geëvacueerd worden. Het geschut
werd in een boog opgesteld waarna de Duitsers in Fin
sterwolde beschoten werden. Na hevig verzet vluchtten
de Duitsers op gestolen fietsen, karren enz., met achter
lating van door hen in brand gestoken boerderijen. Toen
boer Zwik na ongeveer een week poolshoogte kwam ne
men, zat zijn woning vol met Amerikaanse soldaten. Er
was huis aan huis geplunderd door de bevrijders. Door
de Amerikanen was alles kapotgeslagen, weckflessen,
jampotten, noem maar op. Dit was totaal zinloos, nu
Historische Vereniging Texel
Nummer 102, maart 2012
4