schepen van toen waren 'Dokter Wagemaker', 'Marsdiep' en 'Voorwaarts'. Mijn oom Pieter Jan Dijt emigreerde in december 1949 naar Australië en mijn vader was er erg op gebrand om hem te volgen. Na de depressie van de jaren dertig en de oorlog zag mijn vader gewoon geen toekomst voor zijn gezin met vier jongens. Hij besloot de stap te wagen en we besloten om in oktober 1950 te vertrekken. Maar er kwam een kink in de kabel. Moeder verwachtte haar vijfde kind en de reis werd uitgesteld. Peter werd gebo ren op 2 december 1950 en op 9 mei 1951 zaten we dan eindelijk aan boord van de 'Sibajak'. We voeren van Rot terdam via Port Said naar het Suez Kanaal naar Aden. Hier bleven we een dag. Vervolgens naar Colombo, Fre- mantle en tenslotte aankomst in Melbourne. We kwamen aan op de veertiende juni, na een reis van vijf weken. Ik weet nog precies dat ik 's middags om 7 minuten over 5 van boord stapte. Mijn moeder met de vijf jongens werden twee weken ondergebracht in een 'Travels Aid' een opvanghotel in King Street Melbourne. Vader ging direct door naar Yallourn met oom Pieter Jan om te beginnen met zijn werk voor de S.E.C. (State Electrical Commission). Hij verbleef toen in West Camp, een werkkamp in Yallourn. Na twee weken moesten we Travels Aid verlaten en gin gen we met mijn nicht Annie Vendel-van Heerwaarden naar een boerderij in Mitiamo, noordelijk van Bendigo. Ik bleef daar twee dagen. Daarna ging ik met Jan Vendel Maarten in 1951 (zwager van Annie) met de trein via Melbourne naar Moe. Jan en ik waren met hetzelfde schip gekomen. Vandaar gingen we naar West Camp in Yallourn en ik herinner me nog goed alle lichten op het werkterrein. Het leek wel een grote stad. We konden vader die avond niet vinden en zochten een onderkomen in een hut en sliepen daar op de vloer. De volgende morgen gingen we naar de kantine voor een ontbijt, maar zagen vader nog steeds niet. We konden het niet vragen, want we spra ken geen Engels! We heten ons inschrijven en werden naar Yallourn North werkkamp gestuurd; we kregen daar samen een kamer. De volgende dag al ontmoetten we mijn neef Piet Spigt die op een bulldozer zat. Hij was zeer verrast om ons te zien en pas die avond zag ik mijn vader weer. De volgende morgen kreeg ik een baan bij de S.E.C. als krullenjongen in een timmerwinkel. Ik moest zaagsel en krullen vegen, een waterketel op het vuur zetten voor de pauzes van half 10, 12 uur en 3 uur. Ik werkte daar niet langer dan twee weken. Ik kreeg mijn loon: 2 pound, 8 shillings en vertrok. Ik kwam daarna bij de firma van J. McColl. Hij was een aannemer en bouwde Kit Homes, prefab huizen in North and East Newborough. Mijn taak was om de hou ten schuren en de toiletten die achter aan de huizen ge bouwd werden, te schilderen. Die toiletten waren daar gebouwd, omdat er toentertijd nog geen rioleringen wa ren in Moe en Newborough. In het begin woonde ik in de S.E.C. West Camp samen met een andere Texelaar, Louis van Heerwaarden, hoe wel ik niet eens voor de S.E.C. werkte. Maar niet lang daarna, dat zal augustus 1951 geweest zijn, want ik her inner me die maand als een hele koude periode, kon mijn vader een klein half huis krijgen in Newborough. Er was een slaapkamer, een keuken/kamer en een was hok. De w.c. was buiten en er was geen badkamer. Vader ging met een buurman naar Mitiamo om moeder en mijn broertjes op te halen. Ze sliepen allemaal in één kamertje en ik in de washok. Mijn vader maakte een op- klapbed boven de waskuip. Overdag ging het bed naar beneden en kon moeder de was doen. Omdat het was hok niet beschoten was, liep de regen langs de houten muren en was het er erg koud. Mijn moeder had in die tijd erg veel last van heimwee. Zij huilde veel. We kochten een radio dan kon moeder naar de Hollandse zender luisteren op de kortegolf. Het was ook de tijd dat ik vaak in Yallourn naar de bioscoop ging. Maar de films die er waren, begreep ik niet echt, want die waren in het Engels. Dan ging ik nog eens, en nog eens naar dezelfde film om de taal te leren begrij pen. De eerste twaalf maanden in Australië waren erg zwaar. Ik had geen vrienden en kon het niet goed vin den met de mensen, uitgezonderd een aantal familiele den. Historische Vereniging Texel Nummer 102 maart 2012 20

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2012 | | pagina 22