als we gingen stappen konden we bier en sigaretten
betalen of een filmrolletje kopen voor mijn fototoestel.
Alleen als ik op zondag wilde overwerken stond daar
ook extra eten tegenover. Dat deed ik dan ook graag.
Ik werkte dan met Herrn Schulze. Hij vroeg mij
altijd, want we konden heel goed met elkaar
overweg. Hij vertelde mij dat hij twee zonen had en
dat die allebei in dienst waren. Hij was bang! Hij had
namelijk een broer in de Verenigde Staten wonen.
Die had ook twee zoons die in het leger waren en
naar Europa waren gestuurd. Hij werd echt bang als
hij er aan dacht dat de neven elkaar op het front zou
den tegenkomen en elkaar zouden doodschieten.
Niet iedereen werkte voor VARTA. Op het fabrieks
terrein waren ook afdelingen van Siemens en AEG.
Meijert van Heerwaarden bijvoorbeeld, werkte bij
AEG en ik werd eens voor een aantal maanden uitge
leend aan Siemens. De laatste vier, vijf maanden had
ik een eigen afdeling waar kleine accu's werden
gemaakt. Daar werkten vooral Russische meisjes.
We hadden een vrij normaal leven. We konden de
stad ingaan en we gingen ook wel te voetballen in
een krijgsgevangenenkamp met Fransen. We konden
ook gaan zwemmen in het kanaal als het warm was.
Ik werkte zes dagen in de week van zeven uur tot
's avonds zes. De mensen in de fabriek werkten zeven
dagen in de week. Er was een ruime middagpauze
waarin er warm eten werd verstrekt. Ik herinner met
eigenlijk dat we niets anders aten dan koolrapen en
koolrapensoep. Brrrr. Eigenlijk was het net altijd te
kort. Sindsdien heb ik dat nooit meer gegeten. We
kregen twee keer in de week een stuk brood met een
kluitje boter en wat jam voor het ontbijt en de
avondmaaltijd. In de barak stond een grote kacbel en
we konden in de wintermaanden daarop eten koken.
Op een gegeven moment liep alles in 't honderd. Het
bombarderen was al in de zomer van 1944 begonnen
en dat ging dagelijks door. We moesten schuilen in
de loopgraven die waren gegraven, want de kelders
in de fabriek gaven onvoldoende beschutting. Er was
wel een bunker gebouwd, maar daar kwamen alleen
de Duitsers in. Maar bij de Werkstatte waar ik was
ingedeeld, was wel een apart bunkertje waar wij
ingingen en waar we ons veilig voelden.
We werden bevrijd door de Amerikanen vóór de
20ste april. Het had al een tijdje gerommeld in de
buurt en de Duitse eenheden waren verdwenen. Dat
betekende dat we zelf op pad moesten om voor ons
eten te zorgen. We hadden gehoord dat er maga
zijnen in de buurt waren van de Wehrmacht en dat
die vol zouden zitten met van alles. Als je die open
zou kunnen krijgen, dan was het leed geleden. Wij
gingen dus met een groepje op zoek en we vonden er
een. We wisten niet wat we zagen: volgestouwd met
eten, kleding, sigaretten en allerhande andere zaken.
Dat was een hele zorg minder, vooral omdat iedereen
sinds hij binnengekomen was, geen andere kleren
meer gekregen had. We staken ons in nieuwe kleren
en schoenen en bij gebrek aan mijn maat schoenen
nam ik een paar soldatenlaarzen.
Op een morgen werden we wakker gemaakt en zagen
tot onze verbazing dat er Amerikanen in onze barak
stonden. De vreugde was groot en dat was weder
zijds; de Yankees lieten zich zo in onze nog warme
bedden rollen en sliepen een gat in de dag. Ze
hadden al weken niet meer zo lekker geslapen.
6
Historische Vereniging Texel
Nummer 98, maart 2011