Jaap Koorn en Maarten Roeper
Toen ik het verhaal van Adam Keizer onder ogen kreeg,
moest ik direct denken aan deze beide mannen. Jaap,
hoewel niet veel met mij verschillend in leeftijd (hij was
van 1924, net als Jasper Keizer de broer van Adam), was
een oom van mij en winkelbediende bij mijn vader. Zijn
neef Maarten Roeper van Driehuizen was voor mij een
jeugdige oudoom. Beiden hadden in de Tweede Wereld
oorlog een gevaarlijke leeftijd: ze liepen het risico om
wegens dienstplichtige leeftijd opgepakt te worden. Dat
overkwam Jaap inderdaad. Helaas leven beide mannen
niet meer, evenmin als hun ouders, broers en zusters.
Jaaps vrouw leeft nog, maar weet evenmin als zijn beide
kinderen iets over zijn Duitse periode. Maarten was ge
trouwd, maar bleef kinderloos. Zowel hij als zijn vrouw
zijn overleden.
Van de nabestaanden van Jaap weet niemand wanneer
hij op transport naar Duitsland werd gezet. Waarschijn
lijk was het 1943. Hij werd in de buurt van Braun
schweig ingezet, wat voor werk is niet bekend. Mijn ou
ders spoorden mij aan om hem een ansicht te sturen; of
hij ooit is aangekomen weet ik niet, wel dat ik hem
schreef dat ons konijn (een witte Vlaamse reus) "zeven
jonkjes" had gekregen. Ik vond "jonkies" toe geen netjes
woord.
Jaap vermagerde in Duitsland zo sterk dat hij ziek werd
en verlof kreeg om naar huis terug te keren om aan te
sterken. Hij had zelf de kracht niet meer om de trein in
te komen, maar werd door vrienden door het raam naar
binnen getrokken en keerde op Texel terug. Op de boer
derij werd hij vol gestopt met zijn lievelingseten: panne
koeken en spek. Toen hij voldoende was opgeknapt,
moest hij terug naar Duitsland. Hij dook echter onder
en trok vrouwenkleren aan. Samen met zijn neef Maar
ten, die inmiddels ook als vrouw door het leven ging,
werkten ze als twee boerenmeisjes op de boerderij van
mijn grootvader Teun Koorn (Teun Pankoek), de boer
derij "De Westen". Geen opsporingsambtenaar heeft hen
gevonden.
Na de oorlog gingen de beide dames samen op de foto,
met hun lange haren en met Maartens onafscheidelijke
pijp. De foto heeft jarenlang in de mooie kamer van
mijn grootouders gehangen.
De zeven jongen van de Vlaamse reus werden te groot
voor hun hok. Mijn vader liet ze los in ons achtertuintje,
waar hopen steenkool lagen. Daar groeven ze hele holen
in, zodat ze weldra zwart waren van het kolengruis. Dat
werd mijn vader te gek. Hij verkocht ze op een maan
dagochtend aan Joppe Rijk. Toen wij die dag 's middags
aan de maaltijd zaten, zag ik ineens door het keuken
raam een fiets voorbijgaan, waarvan aan het stuur een
aantal witte konijnen hingen, met de pootjes aan elkaar
gebonden. Joppe had ze meteen de nek omgedraaid.
Maarten werd na de oorlog onderwijzer, via de kweek
school in Den Helder. In een strenge winter hebben we
nog samen op kamers gezeten in de Wilhelminastraat in
Den Helder.
Jaap bleef in het kruideniersvak, trouwde en was ook tij
delijk koster van de Hervormde kerk in Den Burg. Hij
woonde er achter in de Nieuwstraat. Uiteindelijk ver
huisde hij naar Hoorn, waar hij bedrijfsleider werd in
een supermarkt. In die plaats is hij op 19 april 2006
overleden.
Gerard van der Kooi
18
Historische Vereniging Texel
Nummer 98, maart 2011