1 II Hendrika of Riekje Troost, die eind 1822 al overlijdt. Bij haar opvolging blijkt dat er ook iets anders met ingedeelden mis kan zijn. Oktober 1823 arriveert Marijtje Pieters Meijs en kort daarop meldt de directeur: 'dat Marijtje Pieters Meijs van Texel zich sedert eenige maanden, dus voor haar aankomst in de kolonie, bevind in een zwangeren staat, en te verzoeken mij te willen informeeren hoedanig daar mede te handelen'. De Armvoogden schrijven terug daar niet van geweten te hebben, maar als reactie doet de directeur er nog een schepje bovenop door te melden dat Marijtje 'behalve haar zwangerschap nog is van een ziekelijk gestel, ja zelfs, volgens zeggen harer huisge noten, aan een onterende ziekte zoude leiden'. Weduwen Andere klachten komen voort uit de sterke neiging van Texel om vooral weduwen in de kolonie te dum pen. Naast de al genoemde Neeltje de Wijn en Maartje Verberne, zijn dat Hendrikje Douwes en het samengevoegde huishouden van de weduwen Trijntje Tjebbes en Reinoutje Bakker. Het eerste probleem hiervan is dat er in die huishou dens onvoldoende mannelijke werkkracht is voor het landwerk. Zo klaagt de directeur dat: 'het huisgezin zamengestelt onder Trijntje Tjebbes, als zeer ongeschikt is te beschouwen, als zijnde hier twee weduwen met hunne kleine kinderen, blijken alle behalve het hoofd des gezins voor de arbeid onbekwaam'. Maar na een tijdje blijkt dat mee te vallen: 'aangaande de ongeschikte personen van Texel, heb ik de eer te berigten, dat de wede Renantje Bakker met hare kinderen, ingedeeld bij de wede Trijntje Tjebbes, waar over bij de mijne dd. 12 julij 1822 als ongeschikt was geklaagd, zich daar na zoo zeer van hunne pligt hebben gekweten, als men met billijkheid van haar kon verlangen.' Positieve uitzondering is de weduwe Douwes: 'mijns inziens bestaat het huisgezin van weezen, onder de huisverzorgster Hendrikje Douwes uit een genoegzaam getal werkzame leden'. De problemen worden opgelost door grotere jongens bij de weduwen in huis te doen. Dat heeft echter ook weer complicaties, wat te maken heeft met de volgende klacht van de directie. Zeedeloos Diverse Texelse weduwen zijn niet van plan hun hele leven alleen te blijven. En ze wachten meestal niet op een boterbriefje. De eerste is Neeltje de Wijn. Ze trouwt 26 oktober 1822 en ze bevalt 2 november van een dochtertje, dus dat was kantje-boord. En oktober 1824 schrijft de directeur aan de pc: 'Nog ter harer kennis te brengen dat de wed. Trijntje Tjebbes van Texel voor eenige dagen bevallen is van een onegt kind, zonder de vader te willen noemen:' Daar worden we natuurlijk nieuwsgierig van. Maar ik kom niet ver. Het op 1 oktober door de dan 35-jarige Trijntje gebaarde kind heeft ze gedoopt Jan Bakker Tjebbes. Dat is een schijnbeweging want Jan Bakker was de naam van haar meer dan twee jaar geleden overleden man. En de halve kolonie draagt de voornaam Jan/Johannes dus het zal wel altijd gissen blijven. Trijntje Tjebbes moet naar de strafkolonie, die al met al een behoorlijke Texelse signatuur krijgt. De reputatie van Texelse weduwen wordt enigszins gered door Reinoudje Bakker. Zij krijgt kennis aan een op de kolonie weduwnaar geworden Groningse kolonist. Ze vragen in 1825 netjes toestemming aan de pc om te mogen trouwen en doen dat daarna. En ook Hendrikje Douwes clraagt haar steenttje bij. Na toestemming en zonder zwanger te zijn trouwt ze met een op de kolonie weduwnaar geworden kolonist uit Dokkum. Maar dan komt Maartje Verberne. Zij had al een op Texel geboren onecht kind en trouwt in 1827, zeven dagen na de geboorte van een dochter, met een inge deelde jongeman. En dan is het weer de beurt aan WyZE VAN DEStÜNATlK. Ij A X LT M BETREKKING I.i komputacie der koncril.urlc. B. Hij kontnikt. 1 C. Bij vrijwillig engagement. AANKOMST K O L O N i K N. KOLONIËN. .V M JE R. K I N G JE 2V. I 1 /c- Ift Nummer 92 september 2009 Historische Vereniging Texel 27

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2009 | | pagina 29