Aannemers van wierdijken op de Hoornder haven
Diverse Texelse boeren hebben goed verdiend als
aannemer van dijkwerken. In archieven kwam ik
daarbij verschillende keren bekende namen van
Hoornders tegen, zoals Lap en Duinker.
Dankzij baljuw Huydecoper is nog een aanbesteding
uit 1736 van dijkwerken op de Hoornder haven
bewaard gebleven. Daaruit blijkt dat het wier in de
dijk 2 voet hoogh getrapt werd. Ik neem aan dat
hiermee bedoeld werd dat de wierriem van aan
getrapt wier 2 voet hoog moest zijn. Daarna werd het
aan de boven- en binnenzijde van de dijk afgedekt
met aarde. Aannemers van die dijkwerken waren
toen Claas Croon, Corn. Louwerensz Kroon en Dirk
Croon uit Den Hoorn/1 En dat aangetrapte wier
leverde bijna 300 jaar later die plaggen of zode
achtige plakkaten zeegras op die tevoorschijn
kwamen bij de reconstructie van de Havensluis.
Wier zeilen, wier vissen en wier maaien
In de 18e eeuw werd er onderscheid gemaakt tussen
wier zeilen en wier vissen. Bij wier zeilen werd het
levende wier, het Zeegras, gemaaid. Dat was toen
verboden.
Wier voor dijkversterking werd in de 18e eeuw
slechts bij hoge uitzondering op de Waardgronden
tussen Wieringen en Texel gemaaid. Zo gaven
Gecommitteerde Raden op 21 december 1703 op
zichter Wentel permissie om 't wier van de waarden te
zeilen, omdat er onvoldoende aangespoeld wier was
om de wierdijken te repareren. 2 Alleen voor deze
keer wordt de Texelaars toegestaan om voor de
Texelse dijkwerken op de waarden wier te mogen zeilen,
te vangen en derwaarts te voeren. Expliciet werd
daaraan toegevoegd: Het gebruik van schuiten om wier
te zeilen werd toegestaan, in tegenstelling tot en bij
uitzondering op het bestaande placcaal/3 Wier zeilen
is blijkbaar een oudere benaming voor het begrip
wier maaien, wat in de 19e eeuw opduikt.
Gecommitteerde Raden beoogden met dit verbod op
wier zeilen een duurzaam gebruik van zeegras te
bevorderen. Natuurbescherming en duurzaamheid
waren toen nog onbekende begrippen in Nederland.
"De kip met de gouden eieren niet slachten" komt
waarschijnlijk dichter bij de toenmalige
belevingswereld.
Het losgeslagen wier werd eeuwen lang voor
dijkwerken gebruikt. Losgeslagen wier, wat op drift
geraakt was, werd voor de kust opgevist of aan de
dijk verzameld, zo blijkt onder andere uit
onderstaand briefje uit 1756 van Gecommitteerde
Raden in Hoorn:
Aan Baljuw Huydecoper van Texel.
Gerril Boon, wonende in het Nieuwland, heeft het
Landsvolk belast met het wiervissen op de stranden bij
't Horntje bedreigd, uitgescholden en is brutaal tegen de
opzichter (Leendert den Berger) geweest. U dient hier
tegen op te treden!
Op het Horntje werd in juli 1764 zoveel wier
gevangen dat de weggeslagen wierdijk van 5,5 roeden
geheel nieuw kon worden ingezet en op hoogte kon
worden gebracht, aldus opzichter Leendert den
Berger in zijn rapport van 30 juli 1764/5
Twee jaar later, op 5 oktober 1766, schrijft Den
Berger over dijkwerkzaamheden bij Den Hoorn en
't Horntje: ook heeft de oostenwind alhier zoveel wier
an strandt gebragt; het verhoogen van de geheele
wierdijk daarvan nagenoeg zijn beslagh heeft."6
J. Grabner beschrijft in 1792 hoe inwoners van
Wieringen en Kolhorn losgeraakt drijvend wier in
zee opvisten en in Noord-Holland, Texel, Friesland
etc. aan land brachten. Ter illustratie van het belang
van dat Zeegras vertelt hij dat in Hoorn eerder een
bijzondere bededag voor een goede wier-oogst
gehouden werd/7 Zon bededag voor een goede wier-
oogst is waarschijnlijk vergelijkbaar met de biddag
voor het gewas, na de Industriële Revolutie biddag
voor gewas en arbeid. Iedere tweede woensdag in
maart wordt door Protestanten in Nederland gebeden
voor een goede oogst en het welslagen van de arbeid.
Nummer 92, september 2009
Historische Vereniging Texel
15