en werd hij voor IL00 pesos gelost, terwijl hij, volgens de lijst van vrijgekochten, maar nu als schipper van het Witte Lam, op 20 november 1682 voor 1100 stukken van achten wordt vrijgekocht. Als medeopvarende wordt nog vermeld Willem Juriaensen (FTN 2173) van Amsterdam, aldaar burger en ongetrouwd. Is het waarschijnlijk dat hij kort na elkaar tweemaal werd genomen en vervolgens tweemaal gelost, de eerste keer snel, de tweede na 11 jaar? Vermoedelijk betreft het hier een fout, want het galjootschip St. Jacob wordt in november 1671 genomen met als schipper Jacob Cornelisz Sitvast. (Zie hier onder no. 32). De in 1682 vrijgekochten vertrokken met 's lands schip Cornelia naar het vaderland. Ze kwamen op 13 januari 1683 behouden bij Texel aan. "Van hier heeft Hermannus Erckelens, schrijver op 't gemelde schip, 's anderen daeghs met de verloste Gevangene[n] sich in een Kaegh nae Amsterdam begeven, 's Morgens, terwijl de Heeren Burge- meesteren op 't Stadhuys vergaederd waren, vervoegdense sich gesaementlijck in de groote Sael; versoeckende, datse haere schuldige danckbaerheyd voor soo groote genootene weldaed aen haere E.E. mogten afleggen. Doch deselve, oordeelende, dat soo een groote mee- nighte Volcks al te veel gewoel sou veroorsaecken, deeden haer door de gedagte Schrijver aenseggen, datse sich in dit stuck vergenoeghd en voldaen hielden. Oock wierden terstond Stadsbooden aen alle Schepen gesonden, om de Schippers te belasten, datse dese gevangenen geweest, maer nu verlost sijnde Slaven souden inneemen, en brengen yeder daeer hij t'huys behoorde, of sijn moest". De burgemeesters moesten dus niets hebben van dit huldeblijk van zoveel mensen, ze vreesden onrust en wilden ze zo snel mogelijk de stad uit hebben. Desondanks heeft Jan Luyken een fraaie ets gemaakt getiteld: 'De ontvangst der dankbare verloste slaven door het stadsbestuur'. Deze ontvangst heeft dus niet plaats gevonden. 30.Cornelis Symonsz (FTN 1516) voer als bootsman onder schipper Marten Tijsz. Metselaer van Medenblick, wiens schip in juni 1630 door Turcken werd genomen. Op 26 mei 1631 wordt hij als gevangene vermeld, zonder vermelding van zijn locatie, het is Algiers of Tunis. Hij is dan 20 jaar. Voor de bron zie onder H.L. Singer. 31.Cornelis Symonsz (FTN 2171) van Tessel, woonde op 't Oude Schil. Hij komt als gevangene voor op de 'Generale Lijst der Staten Generaal' van 6 mei c.q. 25 augustus 1677. Hij zou dan gevaren hebben op het galjootschip St. Jacob onder schipper Jacob Cornelisz Sitvast, voorzien van zeebrieven van Enkhuizen en de prinsenvlag voerend. (Waarschijnlijk is er dus verwarring opgetreden met no. 29.) Hoewel het mogelijk is dat hij dezelfde persoon is als no. 27 is dat toch niet erg waarschijnlijk: hij zou dan inmiddels 66 jaar oud zijn en 46 jaar gevangen zitten. Maar onmogelijk is het niet. Andere opvarenden van de St. Jacob zijn Hendrick Jansen Doorn, stuurman van Harlingen en Rieuwert Sievertsz van Vlieland afkomstig en daar wonende. 32.Dirk Simonsz Joncker (FTN 2766) wordt slechts als gevangene in Algiers genoemd. Zijn schip werd in 1688 genomen en zijn naam komt voor op een lijst van 5 personen: "Nota van de namen en de geboorteplaatsen der personen die de 14e januari 1689 bij den Ambassadeur Colver uyt de Turcxse Slavernij gelost ende bevrijt sijn geworden". Aanvullende gegevens ontbreken daar. Zijn lossing wordt ook in de bijlagen van de Staten Generaal (6917) vermeld. 33. Hendrick of Heindrick Willemsz (FTN 1601) voer als 'bootsgesel'op het schip de Croonenburg onder schipper Pieter Jacobsz Roothooft (FTN 1591). Het schip werd in 1630 genomen en 18 opvarenden werden naar Algiers gebracht. Hij zit daar gevangen op 26 mei 1631. Hendrick was toen 20 jaar. Onder de opvarenden was nog een Texelaar, namelijk Jan Pietersz Clock [zie daar] en een stuurman van Huisduinen, Symon Aertsz Raetelaer (FTN 1621), in de wandeling genoemd Tuye Saet, 53 jaar oud. Hendrick zit in elk geval nog tot 1631 in Algiers. Bron: een brief van Martin Bourtens aan de Gecomitteerde Raden ter Admiraliteit van 26 mei 1631, en verder als bij H.L. Singer. 34.Barent Ysbrantsz Roest (FTN 3189) was getrouwd met Antje Cornelis. Hij woonde met vrouw en kinderen aan Den Burg. Ook zijn vader en moeder, alsmede 'Trijn peet', leven nog. Hij voer als schip per met het schip de St. Anna van IJsland naar Frankrijk, toen zijn schip door 4 Turkse schepen werd overvallen en genomen op 28 juli 1660. Dat was pech voor de reders Jacob Calaber en Jan IJsbrantsz Rogh, alsook voor de huurder en bevrachter van het schip Jonas Trellondt, die samen kort tevoren (ingaande 31 maart 1659, bevestigd 23 april 1660) een uitgebreid huurcontract hadden verleden voor notaris Van Buytene. Roest werd na zijn gevangenname naar Salee en/of Algiers gebracht. In een brief aan zijn vrouw, waarvan een kopie in het Gemeentearchief van Amsterdam wordt bewaard, schrijft hij 24 augustus 1660: "Ende ick ende stuijnnan, timmerman, Steven Aeres ende Jan, benne verkocht, maer Pietter ende hoochbootsman benne noch niet verkoft; ick ben van de alderslimste [ergste] van allen, daer heel weynich te eeten is, ende swaer Nummer 91, juni 2009 Historische Vereniging Texel 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2009 | | pagina 15