- Pieter Jacobsz Kooijman van Oosterend, 1686 tot 1733. - Claes Mulder van Den Burg, 1697 -1710. Mulder gaat na een conflict met de Waterlandse Vermaning van Den Hoorn in 1710 naar Rotterdam. Zie hier voor bij de Waterlandse Vermaning van Den Hoorn. Na het overlijden van Keijser, enkele maanden na het vertrek van Mulder naar Rotterdam, komt Coenraet Horner (1710-1713). Hij beviel niet en zijn contract werd na drie jaar niet verlengd. Op 25 maart 1713 vraagt de gemeente om f200,- subsidie aan Amsterdam Toren en het Lam) voor een predikant uit Oostgraft- dijk, Jan Cornelisz de Wit. Ze nemen in november 1714 genoegen met Claes Jacobsz (Vetkoper) en vra gen om f 250,- subsidie. Jacobs zal wonen aan De Waal. Op 11 juni 1715 gaat er een klaagbrief naar Amsterdam: Claes Jacobsz houdt zijn pruik op, ter wijl hij toegezegd had deze af te doen. Men verzoekt aan Amsterdam hem hierover te onderhouden. Indien hij de pruik niet afzet zullen ze hem ontslaan. Op 14 juni 1715 schrijft Amsterdam dat ze Vetkoper vermaand hebben. Vetkoper vertrekt van Texel op 10 augustus en schrijft vanuit Amsterdam op 17 sep tember aan de subsidieverstrekkers van 'Toren en 't Lam' dat hij zijn predikbeurten tot november heeft gedaan. De verdiensten waren te gering en hij hield zijn pruik op. (Zie ook: blad Historische Vereniging Texel nr 5 (1987) p. 16). Jan Cornelisz de Wit van Oostgraftdijk, reeds in 1713 in beeld én getrouwd met een Texelse, namelijk Froutie Jacobs van Den Burg, is de volgende leraar. Hij komt in 1715 en gaat al in 1718 naar Vlissingen. Dit vanwege de geringe verdiensten op Texel. De Vlaams-Waterlandse Vermaning vraagt f200,- subsidie aan de gemeente 'Toren en 't Lam' voor het kunnen benoemen van een nieuwe predikant op een tractement van f300,-. Of Amsterdam maar dezelfde gunst wil bewijzen als zij doet aan de Vermaningen van Vlieland, Terschelling en andere gemeenten. Amsterdam vraagt in een brief aan Texel zich wel af hoe het mogelijk is dat een gemeente met 200 leden nauwelijks f 100,- voor een predikant kan opbrengen. Het antwoord is: bijna alle gelden worden besteed aan de armlastige zusters en broeders. Vervolgens komt in 1719 Zierk Poulusz Schuijl, afkomstig van Friesland. Hij is leraar tot zijn overlij den in 1731. Met Albert Dirks Keijser en Pieter Jacobsz Kooijman preekt hij om en om in de Verma ningen tot zijn dood in 1731. Albert Dirksz Keijser, geboren 1690 en zoon van leraar Dirk Pieters Keijser, is leraar geworden in 1718. Hij overlijdt in 1755. Na de dood van Schuijl behoort hij met de dan 72- jarige Kooijman tot de twee laatste liefdeprekers van deze Vermaning. In een klaagbrief aan Amsterdam voor het mogen ontvangen van gelden voor een nieu we predikant melden de diakenen dat zonder een nieuwe predikant de gemeente ter ziele gaat: Keijser doet met zijn geringe gaven slechts één keer per 4 a 5 weken dienst en de oude Pieter Kooijman doet nog 2/3 van de preekbeurten! Als Keijser tienmaal voorgaat per jaar en Kooijman dus twintig maal, zijn er voor iedere Vermaning (Den Burg, De Waal en Oosterend) slechts tien predikbeurten per jaar. In de klaagbrief aan Amsterdam dikken de diakenen het nog meer aan: zij hebben het over maar vier a vijf keer per jaar! Het geklaag heeft succes. In 1733 verschijnt ten tonele Lammert Danielsz Koos, predikant van Zaandam. Hij gaat wonen in de tot huis verbouwde Vermaning aan de Groeneplaats en woont hier ook in 1742 en 1750 (belastinglijsten Huijdecoper). In 1739 werd hij door Aafje Pieters, vrouw van Gerbrand Tijsz, beschuldigd van onkuise conversatie. Volgens een andere getuige was dit onwaar (Not. archief nr 4862). In 1763 krijgt Koos weer hulp van een kracht van eigen bodem, de proponent Pieter Gerrit Bakker. Doch in 1772 wendden de diakenen zich weer tot de gemeente 'Toren en 't Lam' in Amsterdam. Predikant Koos functioneert door swakheidt en ouderdom niet meer naar behoren. Men wil samengaan met de Friese Vermaning. Er zijn inmiddels vele gemengde huwelijken tussen Friezen en Vlaams-Waterlanders en de leraar der Friezen, Stuurman, was voorheen voorganger geweest in een Waterlandse Vermaning. Of de vaste subsidiegever daarmee akkoord kan gaan? De vereniging vindt plaats in 1772 en leraar Koos keert terug naar de vaste wal en gaat wonen in Barsingerhorn. Koos vervalt in 1778 tot armoede, verzwakt door een aanhoudende derdedaagsche koorts van 26 weeken. Hij is niet in staat zijn brood te ver dienen. Zijn behoeftige toestand werd in een brief aan Jan Wilkes, diaken van de voormalige Vlaams- Waterlandse Vermaning, bekend gemaakt door ds Jan Nieuwkerk, leraar der Doopsgezinden te Barsinger horn. De kerkenraad van de Verenigde Fries-Vlaams- Waterlandse gemeente van Burg, Waal en Oosterend besluit hem zolang hij ziekelijk is, wekelijks één gul den toe te kennen (DGT nr 329). De Verenigde Fries-Vlaams-Waterlandse gemeente van Den Burg, De Waal en Oosterend (vanaf 1772) Op 19 juli 1772 gingen Friezen en Vlaams-Water- landers samen. Het contract werd getekend door de leraren Jan Stuurman (Friese Vermaning) en Pieter Gerrits Bakker (Vlaams-Waterlandse Vermaning) en verder de diakenen Gerrit Eelman, Willem Oom, Maarten R. de Boer, Jacob Dijksen, Cornelis Mager, Pieter Sijbrand Keijser, Jacob Sijbrands Bas, Jan Bakker de Jonge, Dirk Koorn, Pieter Alberts Keijser, Albert Bas, Jan Wilkes, Jacob Lubbertsen en Leendert 20 Historische Vereniging Texel Nummer 89 december 2008

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2008 | | pagina 26