Vermaningen aan de Groeneplaats en de Kogerstraat behandeld. De beschreven periode loopt van ca. 1550 tot 1800, met daarnaast wat wetenswaardigheden uit later tijd. 3. De Vlaamse Vermaning of het Sijmon Fijtsz-volk aan de Groeneplaats (ca. 1568 -1672) Na het vertrek van de Waterlanders ontstond in 1568 landelijk de volgende scheuring. Ook Den Burg had hiermee te maken en waarschijnlijk nog hetzelfde jaar trokken de broeders en zusters die de gedachten van de Vlamingen aanhingen uit de Vermaning in de brouwerij en begonnen in een schuur aan de Groene plaats hun diensten te houden. Hun voorganger en oudste was Sijmon Fijtsz (uit te spreken als Siemen Fietsen), die volgens een akte van 20 augustus 1622 ten zuiden van de molenkooch aan de Molenstraat grond bezat. Daarom vermoedde ik dat hij aan de Molenstraat woonde, te meer daar hij met zijn vrouw als vierde naam in de opsomming onder die van Paep Jan Allers in het haardstedenregister van 1622 voor komt. Pastoor Allers woonde in de buurt van de hui dige katholieke kerk in de Molenstraat. Er was toen aan deze straat nog niet zoveel bebouwing. Sijmon Fijtsz zou dan gewoond kunnen hebben ter hoogte van de huidige kruising Molenstraat/Keesomlaan. Miriam Klaassen vond echter een akte uil 1626 waar uit blijkt dat Sijmon Fijtsz en zijn vrouw in een huis aan het Molenpad, een zijstraat van de Molenstraat woonden. Dit Molenpad heet nu Molendwarsstraat. Het erf grensde aan de westzijde aan de lijnbaan. Dit huis werd vlak na zijn dood voor f480,- verkocht door zijn erfgenamen en de kinderen van Dirk Jansz Backer. Op de kadastrale kaart van 1828 komt één Detail van de Kadastrale Kaart 1 832 (uit Veldnamenboek pag. 1 75). Situatie aan de rand van Den Burg in 1 828. Sectie E. 147: Huis en erf aan het Molenpad, nu ter hoogte van Molendwarsstraat 6. Mogelijk het huis van Sijmon Fijtsz, die aan het Molenpad woonde (met pijl aangegeven) 139|: 'De kleine molen' in 1682. 4: Lijnbaan huis (nr 147) voor aan dit Molenpad. Het zou het huis van Sijmon Fijtsz geweest kunnen zijn, te meer daar het erf met de westzijde aan de lijnbaan grenst. Henk Schoorl schrijft een huis aan de Waalderstraat in 1625 toe aan de erven van Sijmon Fijtsz (schets op pag. 59 van deel I van 'De Convexe kustboog'). Waar hij dit gegeven vandaan heeft is mij niet bekend. Misschien had Fijtsz dit huis in bezit en verhuurde hij dit. Naast dit huis heeft Schoorl Gerrit Jansz van Genoechten opgetekend. De doopsgezinde tapper van Genoechten woont echter in 1622 in het zuide lijk gedeelte van Den Burg, in Elmerburen. Simon Fijtsz bezat verder volgens een akte van 12 januari 1623 grond ten noorden van Den Burg en volgens een akte van 26 januari van hetzelfde jaar grond bij Coppers Tonken (locatie voorlopig nog onbekend). Hieruit blijkt mijns inziens dat hij terde ge vaste wortels op Texel had en hoogst waarschijn lijk ook op Texel geboren is. De auteur van de Martelaarsspiegel, Thieleman van Braght, heeft via een ander twee zelf meegemaakte verhalen van Sijmon Fijtsz aangeleverd gekregen. Op pagina 481 vinden we het verhaal uit 1569 van de vermaner Thijs Jeuriaensz en Jan Claesz van Wezep. Thijs Jeuriaensz woonde tot Rarop Ransdorp) in Waterland en ging in 1567 preken in Muiden. Daar werd hij mét Jan Claesz die naar Muiden getrokken was om naar Thijs te luisteren, gevangen genomen. Fater werd hij overgebracht naar Den Haag en weer later terug naar Muiden, waar hij werd gewurgd en verbrand. Van Braght schrijft: Deze nader getuijgenisse van dese offerhande hebben wij ontfangen uijt de mond van Sijmon Fijtz, leraar der gemeente Gods op Tessel, die bij het vangen van desen in een kamer is geweest, en haer in de gevan- kenisse besocht heeft en met sijn oogen haer vol standige uijtgang van dese werelt aenschouwt heeft. Op pag. 641 is het verhaal van Jan Smit, afkomstig van het graafschap Mark, wonende buiten Monnic- kendam. Aldaar werd hij gevangen in 1572, door een geuzenkapitein vrijgelaten, maar door een Spaans kapitein op de Zuiderzee bij het vissen weer gevan gen genomen en naar Amsterdam gebracht. Hij moest als een soort slaaf roeien op een Spaans schip op het Haarlemmermeer in de strijd tegen Haarlem, maar hij wilde niet vanwege zijn geloof. Toen werd hij door de Spaanse troepen bij Haarlem scherp ondervraagd. Het bleek dat hij een Mennist was. Door Don Frederik is hij veroordeeld om aan zijn been gehangen te worden tot de dood volgde. Van Braght schrijft nu: Nummer 89, december 2008 Historische Vereniging Texel 15

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2008 | | pagina 21