In dat zelfde 1813 ondernam Haeble Potter, samen met zijn 3 zoons en een vriend, een reis van Hanau naar Dokkum, zijn geboorteplaats. Van daaruit maak te hij in z'n eentje via Harlingen een uitstapje naar Texel, om zijn broer en zuster in De Waal te bezoe ken. Zijn broer was daar gereformeerd predikant. En met dat bezoek begint de beschrijving van de spannende terugreis van Dokkum naar Hanau. Hebelius Potter, silhouet vervaardigd door Daniël Veelvaard, afgebeeld op de titelpagina van zijn in 1 806 verschenen boek Haeble Potter bewaarde geen prettige herinneringen aan het Franse gezag tijdens zijn periode in Peins en Zweins en dat beïnvloedt de toon van zijn geschrif ten. Uit zijn ooggetuigenverslag van de slag om Hanau in oktober 1813, tijdens de terugreis, spreekt geen greintje sympathie voor de Fransen, in tegendeel! En ook de Fransen die hij tijdens zijn uitstapje naar Texel ontmoette, was hij liever kwijt dan rijk. Over dat uitstapje berichtte hij als volgt: Te Harlingen mijn nachtverblijf genomen hebbende, begaf ik mij tegen den middag aan boord van den Texelschen veerman, en vertrok. Sedert bijna vijf jaren aan den zee ontwend, gaf mij dit watertochtje een nieuw genoegen.Op eenigen afstand van Harlingen ligt eene Fransche Brik, zekerlijk met oog merk om op te passen, dat geene waren uit dit land naar het zoo vreeselijk gehaate Engeland werden overgebragt, of van daar naar herwaarts gevoerd. Dit vaartuig moesten wij bijdraaijen, om papieren enz. te laten visiteren. Behalve dat zoo iets een onaangenaam oponthoud op reis, vooral op zee is, door het weg nemen en weder bijzetten der zeilen, verwekte dit bedrijf een hoogst onaangenaam gevoel in mijne ziel, daar mij dit duidelijk zeide, dal Holland geen Holland meer is, maar van de lijst de volkeren is uit geschrapt. Het wierbedrijf en wierdijken Wij zeilden voorbij eenige wiervisschers, welk bedrijf aan mijn ontstelde gedachten over de ontmoeting met die Franschen Brik eene andere wending gaf. Een zoowel zware, als een kommerlijk en sober bestaan opleverende arbeid is zekerlijk dit wier- visschen. Hoe bezwaarlijk en onaangenaam toch, zijn verblijf te moeten houden op een vaartuig, opgevuld met een stof, die, wanneer deze begint te broeijen, eenen ondragelijken stank veroorzaakt. Hoe goed intusschen, dat zich ook daartoe menschen willen laten gebruiken, en hoe opmerkelijk, en welk een treffend bewijs van Gods zegenende goedheid voor dit land, daar dezelfde zee het beste middel oplevert, waarmede men dezelver woede beteugelen kan. Het wier gaat in den zomer van den wortel los, drijft in zee, wordt opgevischt, aan de dijken gebracht, daar pakt het zich vast tot eenen dijk, weert den slag der golven af, en kan vele euwen duren, wordende door het zakken zoo vast, dat geen kanonskogel zulk eenen dijk doorbooren kan. Welk een wonderbaarlijk middel, uit de zee tegen de zee gegeven, een onwaardeerbaar geschenk der goddelijke goedheid, waaraan vele duizenden inwoo- ners het behoud van hun leven en van hunne bezittingen te danken hebben, waarom deze plant oudtijds zoo hoog geschat werd, dat men bededagen hield, om eene rijken wieroogst af te smeeken. Welkom door een Fransche douanier in de haven van het Oude Schild Na eene aangename vaart van zes of zeven uren kwa men wij in de haven van het Oude Schild, waar ik aan land stapte, echter niet na een tamelijk scherp onderzoek van eenen Douanier, wie ik was, en wat ik op dit eiland te doen had. Dit bracht mijn binnenste wederom in oproer, omdat het een vreemdeling was, omdat het een Fransche Douanier was, en het den geborene Nederlander bezwaarlijk maakt den anderen te bezoeken. Mijn pas in orde bevonden wordende, en blijkende dat ik met geen ander oogmerk op Texel kwam, dan om eenen broeder en eene zuster te bezoeken, was ik weldra vrij man, en kreeg van de grootmagtige heeren Douaniers permissie mij te begeeven werwaarts waar ik wilde. Nummer 89, december 2008 Historische Vereniging Texel 9

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2008 | | pagina 11