een commissie benoemd met als voorzitter de rijks- landbouwleraar C. Nobel, secretaris Jb. Kaan en de leden R Schenk, Jb Zuurbier en A. Zijp. Zij bereidden de ontwerpstatuten voor en tevens een volgende ver gadering. Op deze vergadering, 10 oktober 1909, waren 30 leden aanwezig en meldden zich een twintigtal nieuwe leden. Hier werd het definitieve bestuur gekozen en werd Koninklijke goedkeuring bevonden fokdieren, d.w.z. een fokregister bijhouden, zodat afstamming bekend is, ten derde: door onder ling omwisseling van rammen (men vreesde toen te nauwe bloedverwantschap), ten vierde: door het ne men van proeven ter vaststelling van de waarde van de fokproducten (vooral geschiktheid voor vetweide- rij) en ten vijfde: door het verspreiden van kennis aangaande voeding en grootbrengen van de schapen. Volbloed Wensleydales van D. Hogetoorn uit Noord-Beemster. Foto archief stamboek van de statuten gevraagd. Bij Koninklijk Besluit van 18 december 1909 werd dit verleend en in de Neder- landsche Staatscourant van 27 januari 1910 No. 22 afgedrukt. Het eerste bestuur bestond uit: Avis, H. J. uit Mid- woud, voorzitter; Govers, D. J. uit Alkmaar; Graaf, A. de, uit Anna Paulowna; Keijser, R. Joh. uit Den Burg, Texel; Reijne Kz, C. uit Krommenie; Schenk Dz, P. uit Wieringerwaard; Stapel, P. uit Hoogkarspel; Zuurbier, Jb. uit Beemster; Zijp Hz, A. uit Beemster. De landbouwleraar C. Nobel werd adviserend lid. In het kort had de vereniging tot doel: het bevorde ren van de fokkerij van schapen voor de vetweiderij. Vetweiders zijn schapenhouders die lammeren kopen. Die lammeren weiden ze op voor de slacht, zij hebben belang bij een schaap dat snel groeit, vroegrijp is en een goede vleeskwaliteit levert. Het te fokken schaap moest behoorlijk vruchtbaar zijn, gemiddeld meer dan één lam leveren en om dat lam snel te laten groeien moest het voldoende melk leve ren. De wol was vroeger ook een belangrijk product van de schapenhouder, dus de fokker wilde ook schapen met goede wol leveren. Deze doelen zouden bereikt moeten worden ten eerste: door onderzoek naar de beste fokmethoden, selectie, wel of geen vreemde rammen, wel of geen kruisingen etc., ten tweede: door controle en boekhouding van geschikt De eerste jaren De beginjaren waren moeilijk, want niet alleen waren er leden fokkers die het nut van een dus danige vereniging betwijfelden, maar ook de afzon derlijke bestuursleden hadden verschillende idealen (belangen) voor ogen: D.J. Govers (weider, dus geen fokker), A. de Graaf en R.J. Keijser propageerden het Texelse schaap, P. Schenk en J. Zuurbier fokten Wensleydale (de blauwkop), P. Stapel Cz stelde de Lincoln als ideaal, terwijl de voorzitter A.J. Avis en het adviserend lid C. Nobel het Inlandsche schaap prefereerden. Uit dit allegaartje kun je opmaken dat er geen duide lijk doel was wat de fokkerij betrof. Bij de 32 aangesloten fokkerijen waren er 15 foksystemen te vinden. Om er enkele te noemen: 1Texelsch X Texelsch, 2. Inlandsch X Inlandsch, 3. Texelsch X Inlandsch, 4. Inlandsch X Lincoln, 5. Texelsch X Lincoln, 6. Texelsch X Wensleydale etc. etc. Daar was geen boekhouding van te houden. Al gauw werd hel aantal systemen beperkt, in 1911 tot 7 fok- richtingen. Toen in 1916 Dr. D.L. Bakker als rijksveeteelt- consulent tot adviserend lid werd benoemd, werd Nummer 86, maart 2008 Historische Vereniging Texel 7

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2008 | | pagina 9