ton, geladen met stukgoed, dat in juni 1904
ver uit de Texelse kust aangevaren werd door
een onderzeeboot en vervolgens zonk. Van
diverse vissers had ik enkele posities in die
omgeving gekregen. Op een mooie rustige
dag zocht ik met enkele duikvrienden op mijn
schip de Phileas Fogg, met behulp van
sonarapparatuur de zeebodem ter plaatse af.
Een prachtige bodemecho verscheen. De
schrijvende dieptemeter gaf een wrak aan op
27 meter diepte. Meteen ging een lijn met
gewicht en boei overboord. Ik zou als eerste
duiker het wrak verkennen. Met de andere
aanwezige duikers sprak ik af dat, wanneet-
het geen stukgoedscheepje zou zijn, ik direct
boven zou komen om verder te gaan zoeken.
Op de bodem was het schemerig, zo'n 3 tot 4
meter zicht, maar geen wrak te zien. Wel veel
heremietkreeftjes. Ze hadden blijkbaar nog
nooit een duiker gezien, dus renden ze achter
elkaar naar huis, naar het wrak. Het wrak was
een hoge, ronde buis; het leek wel een
pijpleiding. Toen ik de buis een eindje
gevolgd was kwam ik roeren en twee bronzen
schroeven tegen: een achterschip.
Omgedraaid en naar voren. Daar doemde uit
de schemer een prachtig gepoetste koperen
onderzeeboottoren op. Glimmend door de
alsmaar bewegende netten van vissers die er
ooit waren vastgelopen. Ik had nog nooit zo
iets bijzonders gezien.
Ik besloot niet naar boven te gaan, maakte de
lijn aan het wrak vast en seinde naar boven
dat ik iets bijzonders gevonden had. Dat
seinen doe je door een klein rood drijvertje,
dat aan het gewicht gebonden is, los te
snijden. Het komt aan het oppervlak en daar
weten ze dan dat de lijn beneden vast zit. De
lijn wordt aan boord belegd en het schip is
verbonden met het wrak.
Gedurende zo'n 20 minuten had ik tijd om de
duikboot nader te onderzoeken. Het
voorschip was weggeslagen, de toren was
dicht. Periscopen ingetrokken. Heel
opvallend was een openstaand achterluik
achter de toren.
Na de duik hebben we een schets van de
duikboot gemaakt om deze nader te
identificeren. Dat heeft lang geduurd, maar
na verloop van tijd werd duidelijk dat het de
H 49, een Engelse onderzeeboot, betrof.
Deze was gebouwd in de Eerste
Wereldoorlog: er was een koperen opbouw
voor het magnetisch kompas; in die üjd
waren er nog geen gyrokompassen.
Op 18 oktober 1940, in de Tweede
Wereldoorlog, werd zij bij nevelachtig weer
onderschept door enkele Duitse
onderzeebootjagers; omgebouwde vissers
schepen met sonar en dieptebommen.
Het resultaat hadden wij gevonden.
Een van de opvarenden was door het
achterluik ontsnapt en in 1982 nog in leven.
In Engeland werd met blijdschap gereageerd
op de vondst van de H 49. Ik kreeg reacties
van nabestaanden. Ook van een man die ooit
een schip had gehuurd in IJmuiden om een
krans te leggen op de plek waarvan hij dacht
dat daar zijn vader was omgekomen.
Deze reacties waren buitengewoon
aangrijpend en versterkt door de gedachte dat
de omgekomen bemanning, waarvan de
commandant slechts 28 jaar oud was, bezig
was ons van de Duitsers te bevrijden. Uit
respect voor deze omgekomen mensen
besloten wij om nabestaanden, met
uitzondering van de reiskosten, voor een
gratis verblijf op Texel uit te nodigen.
In vervolg op deze uitnodiging kwam een
groep van rond 25 nabestaanden naar Texel.
Zij logeerden gratis bij de heer en mevrouw
Wuis in Hotel Opduin.
Wij stapten op de moderne noordzeekotter
TX 38 van mijn goede vriend Jack Betsema
om, met flinke wind en op 27 meter diepte,
een krans te leggen op het restant van de H
49. Ik had twee onderwaterfotografen
uitgenodigd om de toren, de krans en de
duikers te fotograferen, 's Avonds, tijdens het
5