De rede van Texel. De zwarte stippen zijn gevonden en bedoken wrakken. Opvallend is de min of meer
langgerekte strook waar rond 1650 de zandbanken lagen.
Voor de tweede maal vergaan
Door natuurlijke, en soms niet natuurlijke,
invloeden verplaatsen geulen en banken zich.
Scheepswrakken komen door ontzanding uit
de zeebodem te voorschijn; uit ervaring blijkt
dat dit vaak bij een diepte tussen de vijf en
tien meter gebeurt. Spanten steken boven de
zeebodem uit en veroorzaken in de immer
voortgaande eb- en vloedstroom welling in
het water. Deze welling veroorzaakt vele
meters diepe slijpgeulen rond het wrak;
hierdoor wordt de onttakeling versneld.
De paalworm viert ook hoogtij. In de
achttiende eeuw was uit onderzoek reeds
bekend dat vrij hout in het zeewater na
vijftien jaar volledig opgevreten is. Paalworm
is tot circa 20 cm. in de bodem actief.
De houten scheepsdelen, meestal eikenhout,
hebben na die lange tijd onder het zand hun
vorm min of meer behouden. Maar de
celstructuur is wel veranderd: de cellen zijn
gevuld met water en bij het blootstellen aan
de lucht krimpt het hout door indrogen en
valt vervolgens uit elkaar. Het kan gelukkig
wel geconserveerd worden.
Grote, massief ijzeren voorwerpen als
kanonnen en ankers worden teruggevonden;
altijd voorzien van een dikke roestkoek.
Kleine voorwerpen als spijkers en
scheepsbeslag zijn veelal vergaan. Koper en
brons is soms door galvanische werking
aangetast, maar soms nog in redelijke
conditie.
Tin vergaat door tinpest. Onder een bepaalde
temperatuur slaat dat dan toe, zoals bij het
bord dat ik in 1985 op het wrak van het VOC
10