wordende ijsschotsen. Ankers bijzetten hielp
niet meer en motoren bestonden toen nog
niet. Schepen raakten van hun ankers, werden
op de banken gedrukt en werden gekraakt
door de geweldige krachten. Bemanningen
hadden weinig kans om te overleven: Bidden,
en vervolgens verdrinken in het ijskoude
water, dat was de gangbare praktijk.
Opbouw en tuigage van de schepen werden
meegesleurd. Door verdergaande eb en
vloedstromingen werden rond het schip
slijpgeulen gevormd, waar het restant van het
schip in schoof; na de winter was meestal
niets meer van zo'n schip terug te vinden.
Veelal werd door dit proces ook de lading en
inventaris van het schip gekraakt.
Zoeken en vinden
Het ontdekken van scheepsrestanten gebeurt
vaak met behulp van de kustvissers. De
meeste wrakken waren wel bekend, maar
door veranderende zeestromingen en onder
invloed van stormen kwamen af en toe de
ooit verzande scheepsrestanten weer uit de
bodem te voorschijn.
Vissersnetten liggen vaak ver achter de
vissersschepen op de bodem, zodat door hen
nooit de exacte positie van een wrak kan
worden bepaald. De vissers melden de
ongeveer-positie bij mij, waarna ik met de
moderne zoek- en plaatsbepalingsapparatuur
het wrak opspoor en de juiste positie
terugmeld aan de vissers. Vanaf dat moment
heeft de visser de mogelijkheid om rond het
wrak te vissen en de onderzoeker kan rustig
het wrak verkennen.
Zo werden en worden steeds nieuwe
scheepsrestanten aan de wrakkenkaart
toegevoegd. Op deze kaart vormen ze min of
meer aaneengesloten zones van
scheepswrakken. Een van deze zones loopt
ten oosten van Oudeschild dwars door de
bank het Burgzand en de vaargeul de Scheer.
Opmerkelijk is, dat op enkele plaatsen in de
betreffende zone, waar je eigenlijk gezonken
schepen verwacht, geen meldingen binnen
gekomen zijn. Op de vraag aan de vissers
waarom hier niets gevonden is, luidde het
antwoord: "Als je daar je net laat zakken, zie
je het nooit meer terug". Nader onderzoek
leverde daar een grote hoeveelheid nieuwe
posities op. En uit oude zeekaarten blijkt dat
juist op deze zones in die tijd de banken
lagen!
Met de moderne navigatieapparatuur van
tegenwoordig is het mogelijk om op de meter
nauwkeurig, via GPS (Global Position
System), de positie te bepalen. Het signaal
van een serie om de aarde geplaatste
satelietzenders wordt op het schip ontvangen
en geeft, als aan alle voorwaarden is voldaan,
een zeer nauwkeurige positie. Op de
schrijvende dieptemeter kun je zien dat er een
scheepswrak uit de bodem steekt. Op dat
moment kun je de lengte en de breedte op de
GPS aflezen.
Tegenwoordig is de GPS gekoppeld aan de
computer/laptop, waarop een zeekaart ter
plaatse is afgebeeld en zowaar "het
bewegende punt", dat de positie van je eigen
schip aangeeft; althans, de positie van de
antenne. Allemaal heel simpel. Nu.
Daarnaast is er de sonar. De sonar is te
vergelijken met een onderwaterradar: hij kijkt
onder het schip rondom naar de bodem en
zoekt deze af naar oneffenheden. Wanneer
zich daar een oneffenheid of een hard
voorwerp bevindt, wordt het uitgezonden
signaal teruggezonden en op een beeldscherm
getoond.
Zo zijn grote, ijzeren schepen heel
gemakkelijk te vinden. Houten schepen, die
flink uit de zeebodem steken, ook. Maar het
wordt moeilijker bij oudere en kleinere
scheepsrestanten. Daar steken de zachte
spanten en huiddelen soms maar 10 cm. uit
de zeebodem. En de oudste wrakken zijn het
meest interessant!
9