A.J. IngenHousz
Grez in 1860 uitvoering gaf (G. A. Breda,
NN doos 10, akte 669 dd. 8 juni 1860).
Maria Helena Oomen was een dochter
van mr. Hendrik Oomen en Elisabeth
IngenHousz, een zus van de erflater. Als
kind maakte zij een plattegrond van
Breda die is uitgegeven in C. H.
Wenning, Aardrijkskundige beschrijving
van de stad Breda voor kinderen. Breda
1823. Deze plattegrond is onlangs
herdrukt in "Ach Lieve Tijd, acht eeuwen
Breda en Bredanaars". Zwolle 1985-
1986, 255. Haar man Augustinus
Cornelis van Lanschot was de zoon van
Franciscus A. A. van Lanschot. Hij
volgde zijn vader in de bankiersfirma op
(Govers, Van Lanschot, 228). De Texelse
bezittingen van IngenHousz werden
gewaardeerd op f 50.000, (RANbr.
Mem van successie, kantoor Breda ds. 71
dd. 20 maart 1869, nr. 2/816).
14. R. Rentenaar, Vreemdelingen in de
toponymie van Noord-Holland.
Opmerkingen over toponymische
vernoemingen in Noord-Holland, in:
Naamkunde 7C jrg, (1975), 144-145.
15. Rentenaar, Vernoemingsnamen, 138.
16. Van der Vlis, Texsel, 358.
17. Deze kaart is afgedrukt bij Van der Vlis,
Texsel.
18. Mommers, Brabant, 431. Vanwege zijn
vermeende Belgische sympathieën werd
hij in 1830 uit deze functie ontslagen. (E.
R. M. Hoffman, Noord-Brabant en de
opstand van 1830. Tilburg 1974, 27-28).
19. F. A. Brekelmans, De buitenplaats
Weilust te Heusdenhout en het geslacht
Havermans, in: Jaarboek De
Oranjeboom, XXIII(1970), 98-99. Een
broer van A. J., H. F. IngenHousz, was
gehuwd met de dochter van de eigenaar,
Isabella Clara Maria Havermans. Zij
bewoonden met hun kinderen Weilust.
20. Een exemplaar van deze folder berust in
de afdeling Documentatie van de
bibliotheek van de Gemeentelijke
Archiefdienst van Breda.
Boerderijfoto's uit Archief HVT
A. J. IngenHousz, politicus en grootgrond
bezitter uit Breda, kocht in 1836 zijn tien
aandelen in de Sociëteit van Eijerland via N.
J. de Cock van een heer Wisboom.
Uit het archief van de Sociëteit blijkt dat
Ingenhousz al in 1836 meer dan de
gemiddelde belegger geïnteresseerd was in de
bedrijfsvoering van de Sociëteit. Zo leverde
hij in mei 1836 twee ossentuigen voor een
span ploeg- of trekossen. Op 27 december
1836 berekende hij hiervoor f 45,20, in
mindering te brengen op de aankoopkosten
van zijn tien aandelen.
Op 18 april 1837 stuurde Ingenhousz aan De
Cock een briefje met twee wissels ter betaling
van de 6e termijn van storting (van een door
de Sociëteit uitgeschreven obligatielening).
Op de betaling van deze 6e termijn bracht hij
in mindering de rente van zijn aandelen tot 31
december 1836, zijnde f 376,43 V2 en als
voorschot voor de door hem op verzoek van
De Cock geleverde 8 lopen spurriezaad f 18, -
Een loop was een inhoudsmaat voor droge
waren van 62,7 liter, dus totaal leverde
IngenHousz ruime 500 liter spurriezaad. Dit
spurriezaad was door hem in april 1836 per
beurtschip naar De Cock verzonden.
Bron: brieven van A. J. IngenHousin het archief
van de Sociëteit van Eijerland, Regionaal Archief
Alkmaar, toegang 26.2 inventaris 071
15