zoals koolzaad, gerst, haver en paardebonen, gedijden nauwelijks op de nog zilte grond. Veel boeren schakelden derhalve over op de voor het eiland traditionele, maar minder lucratieve schapenteelt. In 1840 trachtten de aandeelhouders de gronden aan particulieren te verkopen, maar er was nauwelijks animo voor. Ten einde raad besloten ze in december 1840 om het grootste deel van de polder onder elkaar te verdelen. Men splitste het land in zes kavels, die in waarde aan elkaar gelijk waren. Ook de aandeelhouders werden in zes groepen verdeeld van elk 33 aandelen. De groep waartoe IngenHousz behoorde bestond verder uit: F. en G. van Lanschot, A. Blussé van Oud-Alblas te Dordrecht en A. Blussé de Jonge te Leiden l2). Zij lootten een kavel bestaande uit ruim 459 ha. land, gelegen in het zuidelijk deel van de polder. Hierop stonden zes boerderijen, waarvan de voornaamste de hoeve Vruchtbaarheidsoord [red. Vruchtbaaroord] was met 162 bunder land. Ruim 2100 bunder land met opstallen bleef onverdeeld. Het waren hoofdzakelijk gezamenlijke voorzieningen zoals polderhuis, de molen, de dijk en de schorren en kwelders aan de buitenkant van de zeedijk. De Sociëteit werd opgeheven. De onverdeelde eigendommen werden voortaan beheerd door het nieuw opgerichte Waterschap Eijerland. Bij de dood van A. J. IngenHousz op 20 september 1859 bleek deze verdeling nog steeds onveranderd en ongesplitst. Zijn Texelse bezittingen vermaakte hij aan zijn nicht Maria Helena Oomen, die gehuwd was met Augusünus Cornelis van Lanschot Hierdoor werd het bezit van de familie Van Lanschot in de Eijerlandse Polder aanzienlijk uitgebreid. DE WESTBRABANTSE BOERDERIJ NAMEN De namen van de boerderijen, die in de nieuwe polder gebouwd werden, zijn voor een groot deel genoemd naar de woonplaatsen van de aandeelhouders l4). Dat kunnen we afleiden door de woonplaatsen van hen te vergelijken met de voorkomende boerderijnamen. Dit is overigens geen onbekend verschijnsel bij bedijkingen en inpolderingen. In de 16c eeuw komen we dit al tegen bij Kijfhoek en Vrouwenparochie Van de aandeelhouders is A. J. IngenHousz de enige die uit Westbrabant afkomstig is. We mogen derhalve aannemen dat de Westbrabantse boerderijnamen met hem verband houden. In de catalogus van Eijerland, die bij de mislukte veiling in 1840 werd uitgegeven, staat de boerderij Breda vermeld. Het was een boerenhofstede, bestaande uit een houten woning met schuur en behoorde tot de eerste boerderijen in de polder De boerderij, inmiddels geheel van steen opgetrokken, bestaat nog steeds en is gelegen aan de Postweg tegenover het vliegveld. Niet ver daarvandaan ligt de boerderij T Hertogenbosch, die ook in de catalogus staat vermeld en genoemd is naar de woonplaats van F. en G. van Lanschot. Op de kaart van Texel van 1854 zien we dat recht achter de boerderij Breda, tegen de duinrand van de Slufter, een boerderij ligt, genaamd Princenhage, die tussen 1840 en 1854 zal zijn gebouwd 17). Ook hier is de relatie met IngenHousz snel gelegd. Princenhage ligt niet alleen dicht bij Breda, maar jarenlang was IngenHousz de commissaris voor het district Princenhage 18). Tenslotte treffen we aan de Postweg nog twee boerderijen aan waarvan het vermoeden bestaat dat ze met IngenHousz in verband kunnen worden gebracht: de boerderij Zevenbergen, gelegen ten zuiden van de boerderij Breda, en de boerderij Weilust, ten noorden ervan gelegen. Weilust zou genoemd zijn naar de buitenplaats Weilust onder Heusdenhout, die sinds ca. 1830 door aanhuwelijking in het bezit is gekomen van de familie IngenHousz Over de herkomst 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2006 | | pagina 15