Een Texelse timmerman omstreeks 1700, zijn klanten en klussen Inleiding Op zoek naar gegevens over het bouwen en verbouwen van stolpboerderijen op Texel rond 1700 was ik natuurlijk heel geïnteresseerd in twee stukken uit het gemeentearchief: de schrijfboeken van de timmerman Thijs Jansen Velthoen. Deze timmerman liet ons 2 rekeningboeken na waarin hij opschreef waar, wanneer en voor wie hij rond 1700 klussen uitvoerde op Texel. Soms noteerde hij ook wat voor klussen dit waren, welke materialen hij daarvoor leverde en wanneer en hoe zijn klanten betaalden. In het blad van de Historische Vereniging Texel nr. 27 van juni 1993 schreef Karei van Empel een stukje over deze Thijs Jansen Velthoen, die leefde van 1648 tot na oktober 1723. Van Empel noemde in dat artikel een aantal namen van gebruikte materialen, waarvan hij vermoedde dat dit allemaal spijkers waren en vroeg toen of iemand daar meer van wist. Nu, na ruim 12 jaar, eindelijk een antwoord op die vraag en ook een vervolg op het artikel van Karei van Empel, want het beeld wat deze schrijfboeken oproepen is veel te interessant om af te doen met een droge opsomming en verklaring van alle soorten spijkers die Velthoen verwerkte. Zijn schrijfboeken schetsen een beeld van een klantenkring, vooral in en om Den Burg, De Westen, De Koog, Waalenburg en het Burger Nieuwland, van ambachtslieden, zeelieden en binnenvaartschippers, notabelen en boeren, bewoners van armenkamers en al dan niet Texelse grootgrondbezitters. De omschrijving van de klussen biedt ons een kijkje in het dagelijks leven op Texel en daaruit blijkt dat die ambachtslieden, zeelui en winkeliers naast hun hoofdberoep vaak ook nog boer waren. Betaling vond toen nog regelmatig in natura plaats. De schaatshouten, de geslepen schaatsen en de krukels (duwsleden) roepen beelden op van strenge winters, terwijl de polsen (polsstokken) doen denken aan eierenzoekers en aan voetgangers die door het land en over de slootjes de kortste weg nemen naar hun bestemming, zoals dominee Huizinga in de 19e eeuw ook nog wel eens deed. Rond 1700 waren de gemeentesecretaris en de baljuw/schout Adriaen van der Graef de polsstokspringers. Thijs Jansen Velthoen was rond 1700 niet de enige timmerman op Texel, maar hij is wel de enige timmerman waarvan door een gelukkig toeval 2 schrijfboeken bewaard gebleven zijn, aan de hand waarvan we een kijkje in het dagelijks leven op Texel van eind 17e en begin 18e eeuw kunnen nemen. De eerste klussen in 1688 en een verzameling spijkers Het eerste schrijfboek loopt van 21 januari 1688, Velthoen was toen 39 jaar, tot 24 oktober 1695. De eerste klant in dit boek, maar ongetwijfeld niet de eerste klant van Velthoen, was Joris van der Merct, getrouwd met Machteld, de zuster van de schout Adriaen van der Graef. Joris van der Merct was Commissaris van het College van de Admiraliteit in het Noorderkwartier en Westfriesland, een bemiddeld en gewichtig heerschap. Thijs deed toen voor hem wat kleine klusjes, zoals reparaties van een ladder, de gortkist, een tafeltje, drempels, de kelderdeur, bedsteden en het zetten van een hensel aan een venster. Hensel is een uit de Middeleeuwen stammende benaming voor geheng; meestal draait een raam of een deur aan 2 of 3 van dergelijke gehengen. Voor deze klusjes leverde hij 50 schuijtspijckers, 25 drielingen, 13 lasijsers en wat dubbelden. En hier zijn we meteen bij de spijkerverzameling van Karei van Empel aangekomen. De naam schot- of schuijtspijker werd al in 1317 in de Hollandse Grafelijkheidsrekeningen genoemd; deze 23

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2005 | | pagina 25