Kijken in een oude nieuwe duinvallei
De Moksloot is ondiep deze zomer. Op de bodem zie je een dikke laag bagger, meegevoerd
uit het Pompevlak. Langs de oevers groeien egelskop, waterzuring en lis en op de sloot drijven
de bladeren van waterlelie en veenwortel. Een blauwe keizerlibel kruist rusteloos langs de
oeverplanten.
Ik ben weer op Texel en volg mijn voornemen eens rond te kijken bij de Moksloot. Het begon
al aardig met nog steeds bloeiende grasklokjes tussen het door de gloeiende zon hooikleurig
verbleekte gras in de wegberm op Neeltjesnol.
Hoog in de blauwe hemel schroefde een bruine kiekendief, afgelopen zomer broedvogel van
de Geul en van de rietzomen om de Horsmeren. Grauwe ganzen vlogen gakkend over in de
richting van de Korhoek, de sükkerige vlakte aan de Mok, waar al jaren grauwe ganzen
broeden en hun jongen grootbrengen.
Watermunt, egelboterbloem, zilt torkruid en tormentil zijn de voornaamste planten in de
afgeplagde delen langs de Moksloot. De watermunt bloeit volop en de lilapaarse lipbloemen
Hijgen bezoek van kleine vossen, heivlinders, hooibeestjes en atalanta's.
Het krioelt er van de pas gemetamorfoseerde groene kikkertjes en wat ik eerst voor bruine
kikkertjes aanzag, blijken heikikkers van vorig jaar te zijn. Die onderscheiden zich van bruine
kikkers door een lichte lengtebaan over de rug. Die kan wel eens ontbreken, maar dan kun je
aan andere kenmerken zien of je met een heikikker en niet met een bruine te maken hebt.
Heikikkers komen voornamelijk voor waar de voorlaatste ijstijd oppervlakkige sporen heeft
nagelaten. Op Texel zijn dat de keileemkernen van de Hoge Berg en Den Hoorn. De bruine
kikker leeft vooral in de polders, de heikikker is de gewone soort in de Texelse duinen. Daar
wordt hij verdrongen door de haast alomtegenwoordige, onopzettelijk geïmporteerde groene
kikker.
VOGELS EN BLOEMEN
Tussen de lisdodden achter de stormvloedkering krijst een waterral als een mager speenvarken,
zijn manier om alarm te slaan. Een torenvalk volgt luid roepend de loop van de Moksloot.
Blauw spiegelt de hemel zich in de plassen van het Pompevlak, die door de droogte flink
gekrompen zijn. Ik kijk uit naar de Schotse Hooglanders, die al grazend zorgen voor
afwisseling in het terrein en wellicht verkoeling in het water zoeken. Ik tref alleen de kudde
Exmoor ponies, die voor hetzelfde doel zijn ingezet. Op het water is alleen een troepje
meerkoeten te zien en zelfs geen meeuw.
Stijve ogentroost en thrincia staan nog in volle bloei aan het pad door het Pompevlak. Geel
vlammen moerasrolklaver en gevleugeld hertshooi. Het hertshooi beleeft deze zomer een
topjaar. Oudroze is een late koekoeksbloem aan het water, waar de wilgenroosjes pluizen. Daar
vind ik nog stengels met groene zaaddozen van de vleeskleurige orchis, een van de
plantensoorten die de vader van Frederik van Eeden op deze zelfde plek honderd zesendertig
jaar geleden noteerde.
Runderen of wandelaars vertrapten de akkerdistels en het slangekruid op het grazige pad. De
kreupele planten bloeien tegen de verdrukking in. Het uitbundig geel bloeiende zilverschoon
met zijn van onderen zilverwit-viltige blaadjes laat zich aan betreding niets gelegen liggen, want
het gedijt daar juist bij. Net als de grote weegbree en het varkensgras.
29