Zwerven over Texels zuidpunt SPONTANE AANGROEI DE HORSMEREN Het hoge uitkijkpunt bij de plas van de Geul trekt vandaag vooral Duitsers. Dat was al te zien aan de nummerplaten van de auto's die aan de Mokweg zijn geparkeerd. Van vogelliefhebbers deze keer, die opgewonden kreten slaken als een paar Löffler overvliegen en met fraaie wendingen invallen in het riet, waar de lepelaarkolonie moet zijn. Er is bijna altijd wat te zien vanaf die uitkijkpost op het hoge duin aan de Mokweg. Vandaag valt het nogal tegen. Maar één slobeend, wat meerkoeten en een enkele fuut. Drie wintertalingen, die in snelle vaart langs komen suizen. Verder wilde woerden en twee groepjes grauwe ganzen met jongen. De plas wordt steeds groter, omdat de groei van het riet afneemt, mede door vraat van de vele grauwe ganzen. Daardoor gaat ook de lepelaarkolonie achteruit. Fitissen en grasmussen zingen in de bosjes en struwelen aan de voet van het hoge duin. Uit de vlieren aan de overkant van de vallei klinkt het nachtegalenlied. Een bruine kiekendief zeilt over de rietpluimen. De zangertjes hebben niets te vrezen van de grote roofvogel, die voornamelijk aast op jonge watervogels. Elke anderhalve eeuw verheelt een Noorderhaaks met de zuidwestkust van Texel. De Noorderhaaks die het eiland nu tot op korte afstand is genaderd, is de Razende Bol. In de achttiende eeuw verheelde de Keysers Plaet, ook Noorder Haecken genoemd, met de zuidwestkust van Texel, waarbij de Hors ontstond. Op de plaats van de verheling lag toen het Spanjaardsgat, dat de Mok verbond met de Noordzee, waarin het bij paal 10 uitmondde. Je kunt dat nog duidelijk zien op de tegenwoordige topografische kaart. Na de verheling verzandde het Spanjaardsgat in 1737 en 1738 en vormde het de duinvallei, die later de Geul werd genoemd. De Mok bestaat gelukkig nog. Bij hoogwater strekt de baai zich tussen het Amfibisch Oefenkamp en de Ponthaven ver landinwaarts uit tot aan een soort kwelder, waar in deze tijd altijd grauwe ganzen met hun kuikens te zien zijn. Bergeenden slobberen in het ondiepe water bij de dijk en een paar honderd bonte strandlopers, ongetwijfeld overzomeraars, lopen pikkend rond in de Korhoek, waar slik en water niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. Er zijn ook altijd clubjes meeuwen. In de beide Horsmeren aan de andere kant van de Stuifdijk komen meeuwen baden en drinken na hun foerageertochten langs het strand. Futen, kuifeenden en tafeleenden houden zich dicht bij de rietkragen op. De kiekendieven van de Geul komen er vaak jagen. Aan het eind van de verharde weg tussen de meren loop je over het slag nog maar een honderd meter naar de Hors. Dat is een van de weinige plekken op Texel, waar natuurlijke duinvorming plaatsvindt. Zeepostelein en biestarwegras houden het eerste stuivende zand vast en groeien daar bovenuit, totdat zich duintjes hebben gevormd van een halve meter hoog. Dan neemt de zandhaver en tenslotte de helm het over. Die vestigen zich pas als het duintje wat regen water vasthoudt. Vooral helm helpt het duin snel opbouwen, want dit gras kan per jaar 8

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2005 | | pagina 10