Lezing bij de presentatie van
Kikkertje Lief op7 november 2003
De vondst van de brieven van
Aagje Luijtsen
Dames en heren,
Ik weet nog precies de plaats en de
datum: het was in Londen, in de zgn.
Ronnd Room van het Public Record
Office. En de datum was 15 augustus
1994. Het Public Record Office,
afgekort het PRO, is het Nationaal
Archief van Engeland. Het was toen
nog gevestigd in een enorm gebouw
in het centrum van Londen, aan
Chanceiy Lane, vlakbij Fleet Street. Ik
was daar bezig met het onderzoek voor
mijn proefschrift, een onderzoek naar
het brievenvervoer van de VOC, de
Verenigde Oost-Indische Compagnie.
Op de zojuist genoemde vijftiende
augustus 1994 haalde ik aan de
afhaalbalie van het PRO de zoveelste
archiefdoos op. Het was een
onderzoeksdag als alle andere: ik zag
al weer snel zwart van het achttiende-
eeuwse stof, was vermoedelijk al
weer enkele malen afgesnauwd door
Engels archiefpersoneel dat vond dat
ik veel te veel stukken tegelijk had
aangevraagd en had waarschijnlijk al
een flinke dosis vermoedelijk uit de
oorlogsjaren daterende automaatkoffie
op. Ik opende een van de archiefdozen
op mijn tafel, vond de gebruikelijke
stapels oude post en opeens zag ik een
stapeltje van achttien brieven die door
dezelfde persoon waren geschreven.
Dit was opmerkelijk, omdat ik tot dan
altijd losse brieven vond, soms twee
of drie brieven van een en dezelfde
persoon, maar nooit meer dan dat.
Ik onderzocht het stapeltje en zag dat
het brieven waren die tussen 1776
en 1780 waren geschreven door een
vrouw uit Den Burg, genaamd Aagje
Luijtsen. Ze waren alle gericht aan
haar man, een VOC-officier met de
naam Harmanus Kikkert, die diverse
reizen op China had gemaakt. En
opeens zag ik het licht: dit waren de
brieven die Harmanus Kikkert in de
loop van zijn reizen had ontvangen
en opgespaard, en hij had ze daarna
steeds bij zich gedragen. Brieven van
zijn vrouw met nieuws van thuis, van
Texel. Brieven die hem afgenomen
waren door de Engelsen, toen ze zijn
schip de Parel in de Zuid-Afrikaanse
Saldanhabaai veroverden op 21 juli
1781. Brieven die zich nog steeds in
zeer goede staat bevonden, want na
Harmanus Kikkert en misschien een
Engelse marinevertaler had niemand
ze ooit meer aangeraakt. Brieven die
gedurende 213 jaar niet meer gelezen
waren.
Opeens realiseerde ik me weer waarom
ik geschiedenis had gestudeerd en
waarom het zo'n mooi vak is. Want hier
gaat het natuurlijk om, om dit soort
vondsten. Na het doorlezen van enkele
fragmenten uit Aagjes brieven, wist ik
het zeker: ik had iets heel bijzonders
gevonden.
Het taalgebruik van Aagje was
weliswaar laat achttiende-eeuws, maar
was zo fris en duidelijk, dat het soms
leek of de brieven gisteren geschreven
waren.
Omdat deze vondst feitelijk toch een
beetje buiten het onderwerp van mijn
proefschrift viel, besloot ik al Aagjes
brieven te laten fotokopiëren om er
later iets mee te doen. Dat 'iets' wordt
dan vandaag, één jaar na de VOC-
herdenking, gepresenteerd.
Aagje en Harmanus waren afkomstig
uit uitgebreide en aanzienlijke families
uit Den Burg. Zij huwden op 2 juni
1776 in de Hervormde Kerk. Harmanus
Kikkert had, net als zijn twee oudere
broers Albert en Arie, voor een carrière
bij de VOC gekozen. Kort na zijn
huwelijk werd Harmanus bevorderd
tot onderstuurman en uiteindelijk zou
hij bevorderd worden tot gezagvoerder
van een VOC-schip. Harmanus en
Aagje kregen zes kinderen, van wie er
4