Toen iemand vroeg waarom ze het zo
gauw voor gezien hield zei ze: "Nou,
hee sei zowot niks. We zatte de hééle
évend same in de skuur en T ienige
wot ie see wos: "Deer skeit een köe".
-Jawik de Brander had niet zo n beste
naam. Toen op een dag de politie
gestolen waar in zijn schuur ontdekte,
zie hij met een huilerige stem: "Dot
hèèww de bóóze monne deen!"
-Wim van Liere was heilsoldaat en een
zeer blijmoedig mens. Hij werkte bij
een boer in de Wieringermeer. Door een
ongeluk met de bietenmolen verloor hij
drie vingers.
Tegen Huib de Rijmelaar, die hem
opzocht in het ziekenhuis van Alkmaar,
zei hij opgewekt: "Nou ja, ik hèèw me
duum en me wiesfinger nag; ik most
maar een baantje soeke weerbee je
geld telle moet!"
-In de oorlog woonde er in Oosterend
een gezin waarvan de drie kinderen
altijd gearmd door het dorp liepen. Het
zusje in het midden en een broertje
aan elke kant.
Veel mensen mestten toentertijd
clandestien een varken. Het was door
de bezetter streng verboden. Op een
dag zeiden de drie kinderen tegen
ieder die het maar horen wilde: "Onze
Va het een toet in de tuun". Toen hun
moeder dit hoorde, kregen ze een
llinke uitbrander. "Dot moete jullie niet
sèègge, do s gevaarlijk. Os de pelissie T
hoort, moet Va in de gevangenis". En
wat zei het drietal toen tegen iedereen
die ze tegenkwamen? "Onze Va heb
NIET een toet in de tuun".
-Het volgende verhaal komt uit de tijd
toen Texel nog geen bioscoop had. Een
Oosterender vader had gehoord dat
zijn zoon wel eens naar de bioscoop
in Den Helder ging. Omdat in die tijd
in christelijke kringen het bekijken
van een speelfilm het toppunt van
slechtheid was, besloot de man de
zoon te schaduwen. Hij reisde stiekem
mee naar Nieuwediep en zag dat die
lummel inderdaad het oord van het
kwaad betrad. Toen hij achter zoonlief
het zaaltje binnensloop, ging juist het
licht uit. Woedend schreeuwde hij:
"WIE LAPT ME DOT?"
Tot besluit een opgevangen dialoogje.
"Zóó Hein, bei je on T boeskippe
doen?"
"Ja, ~k zei wel moete; de honger drieft
me T huus uut!"
Ook het komende jaar 2004 gaan we
door met de vrolijke noot in ons blad?
G.E. Dros
'Is dot nou dot hoedje dot ze braakt het?
'ca.
28