een aantal relevante actes. Miriam Klaassen vond in haar verzameling van Transportactes diverse gegevens die op de Oude en Nieuwe Bleekerij betrekking hadden. Wij weten nu dat in 1637 "een half huijs opte Gemeente van de Westen, belend rondom de bleeckerije en het huis, met het bleekerijgereedschap" door Frans Barents van Haarlem werd gekocht van Pieter Timmerman, en dat in 1648 door Jaeob Joosten een bleekerij, huis en erf getransporteerd werd aan Thuenis Pouwels van Neerpelt uit het land van Luik. Thuenis verkocht in 1666 "een huis en erf met 400 roe in de banne van Den Burg, de Oude Bleijckerije, jaarlijks erfpacht 40 stuivers aan de Westergemeente, aan Jaeob Pieters. Deze Jaeob is een voorvader van de familie Wuis. Hij werd ook Jaeob de Bleeker of Jaeob Pieters Wuijdts genoemd. Het is zeker dat Jaeob geleefd en gewerkt heeft op de plaats waar wij aan het graven zijn. De Nieuwe Bleekerij lag in de Everste Koog, waar nu het bos De Nieuwe Aanleg ligt. Ook kennen wij een aantal namen van blekers die op de Nieuwe Bleekerij hebben gewerkt. Paulus Lammerts, die in 1721 de Oude Bleekerij kocht van de Erven Jaeob de Bleeker, was erfgenaam van het blekersechtpaar van de Nieuwe Bleekerij. Ook was Jan Bos zeker niet de laatste bewoner van de Oude Bleekerij, al weten we nog geen namen. Dit omdat de modernste dingen na 1760 zijn gemaakt en toen woonde Jan Bos al lang niet meer hier (overleden 1762, sinds 1753 woonde hij bij zijn dochter in De Koog). Zie hiervoor verder de bijlage BRONNEN. KLEERBLEEKERIJ OF NIET? Het is moeilijk er achter te komen wat er precies werd gebleekt. Er lijkt een zakelijke connectie te zijn met Haarlem, het centrum van de indus triële linnenbleekerij, in de persoon van Frans Barents van Haarlem. Het zou een dependance van een Haarlems bedrijf kunnen zijn, ook gezien de opbloei van de weefindustrie op Texel rond 1630. Hoewel er in de 17e eeuw op Texel geen vlasbouw van betekenis is geweest, is het mogelijk dat er, toen er eenmaal ter plaatse lin nen gebleekt kon worden, de weefin dustrie uitgebreid is. Het gevonden gereedschap kan zowel bij een ruw lin nen-, als een kleerbleekerij zijn gebruikt. We hebben in de vorm van zgn. veld- stekken specifiek bleekgereedschap gevonden. Met deze anderhalve voet lange, aangepunte stokken werd het linnen op het veld vastgestoken om het voor wegwaaien te behoeden. Ook een eikenhouten zeepnap is typisch voor een blekerij. Pas als we grote hoeveelheden knopen zouden vinden, hebben we aanwijzingen voor een kleerblekerij. Er zijn met de metaalde tector al 16 metalen knopen gevon den, terwijl we (nog) niet op de WERF, het bedrijfsterrein hebben gegraven. Houten, benen en stofknopen kunnen pas bij graafwerk gevonden worden. Uiteraard is het goed mogelijk dat het hier een gemengd bedrijf betrof, waar alles wat werd aangeboden ge(her)bleekt kon worden. TERREIN GESTELDHEID Na het dempen van een deel van het slotenstelsel, waarschijnlijk in 1775/76 (mosselentijd), zoals Pieter van Cuyck schreef, is de waterloop geblokkeerd. Daardoor ontstond een moeras dat nu als een harde bruine laag boven de 17de en 18de eeuwse resten te zien is. De gebouwen waren (deels) verlaten, maar zeker niet alle maal afgebroken. Er zijn meerdere redenen om aan te nemen dat er nog tot na 1810 gebouwen op deze plaats hebben gestaan, min of meer bewoon baar. INTERVIEWS De pachters van het gebied uit de 9

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2003 | | pagina 11