grote vlet van Piet Leen (Bakker) lagen woest aan
hun ankers te slingeren, meer dan drie meter hoger
dan we gewend waren. Sommige mensen waren
bang dat ze los zouden slaan en de dijk zouden ram
men.
Er was een gat aan het ontstaan in het buitenbeloop
van de dijk aan de zuidkant van het gemaal. Mijn
vader trof, met zo'n 25 mensen, voorbereidingen
om een groot zeil over het gat aan te brengen. De
zandzakken, die wij zojuist hadden gevuld, waren
straks nodig om het zeil op zijn plaats te houden
Terwijl de golven hoog opliepen tegen de dijk en er
ook regelmatig overheen spoelden, werd het zeil op
zijn plaats gebracht. Dat was een spectaculair kar
wei, ik keek mijn ogen uit. Jonge mannen werden
met een touw om hun middel neergelaten langs het
buitenbeloop, terwijl ze het zeil probeerde mee te
krijgen naar onderen. Drie a vier mannen hielden op
de kruin van de dijk het andere eind van het touw
vast en lieten het vieren als mijn vader, die in het
midden op de dijk stond, het sein gaf. Anderen gooi
den zandzakken op het zeil om het te verzwaren.
Net voordat een nieuw golf kwam aanlopen, werden
de mannen weer naar boven getrokken.
De mannen waren uiterst geconcentreerd en werk
ten in het ritme van de golven: als het water terug
liep gingen de mannen aan de touwen naar beneden
en legden ze zandzakken die anderen van de kruin
gooiden op zijn plaats, maar voor de nieuwe roller
kwam, werden ze weer omhoog getrokken. Het
lukte niet in één keer het zware zeil, waar de golven
gemakkelijk vat op kregen, op zijn plaats te krijgen.
Dan werd een nieuwe poging ondernomen.
Uiteindelijk lag het zeil op de juiste plek en kon het
karwei afgemaakt worden door het zeil met nog
meer zandzakken te verzwaren.
Als jongen van twaalf vond ik dit een geweldige
ervaring. Ten eerste had ik het zeewater nog nooit
zo hoog tegen de dijk zien staan. Ten tweede ervoer
ik het aanbrengen van het zeil als een enorme pres
tatie die met grote inzet van veel mensen tot stand
kwam, waarbij ik natuurlijk trots was op de leiden
de rol van mijn vader bij de hele operatie.
In de loop van de morgen kwam het bericht dat de
polder Eendracht dreigde onder te lopen. Ik had van
mijn opa6, die opzichter van het kleine poldertje
was, begrepen dat de situatie hopeloos was en dat de
mensen van de dijk waren teruggetrokken, omdat
het te gevaarlijk was en niet meer zinvol, omdat er
niet tegen de afslag te werken viel.
Met een paar vriendjes (ik weet niet meer met wie)
ging ik onder de dijk langs richting polder
Eendracht. Slechts 400 meter ZO van het gemaal bij
De Cocksdorp sluit de dijk van de Eendrachtpolder
haaks op de Eierlandse dijk aan. In deze hoek
spookte het: vooral de dijk van de Eendracht, die
ongunstig ten opzichte van de wind ligt, kreeg veel
water en schuim over. Bij het sluisje in de
Eendrachtdijk, vlak bij de aansluiting op de
Eierlandse dijk, waren nog een paar mensen bezig
zandzakken in het sluisje te gooien.
Wij liepen verder over de kruin van de Eierlandse
binnendijk richting het weggetje naar hoeve
Zeeburg. Dat kostte ons grote moeite, vanwege de
harde wind, maar bovendien was de dijk glibberig
door de aanhoudende regen. In het poldertje stond
water op het land, dat was vreemd. In de dijksloot,
die evenwijdig aan de binnendijk met Eierland ligt
stroomde het water met grote kracht in noordelijke
richting. Binnen korte tijd stond al het land onder
water. Uit de richting van Zeeburg zagen we voer
tuigen, waaronder een autobus, over het weggetje,
maar inmiddels door het water, in de richting van de
Eierlandse dijk rijden. Wij stonden boven op de
Eijerlandse binnendijk zo'n 500 meter voorbij de
hoek waar de Eendrachtdijk haaks op de Eierlandse
dijk aansluit, en hadden er goed zicht op. De voer
tuigen stopten nog voor ze de Eierlandse dijk had
den bereikt. Wij zagen mensen lopend het laatste
stuk afleggen. Het ging niet makkelijk, het water
stroomde snel en er stond ook golfslag, sommige
mensen zagen we vallen.
Er waren ook mensen op het ondergelopen land
naast de weg die onze kant opkwamen. Een man
liep langs een heining parallel aan de sloot naar het
vijzelgemaaltje toe. Daar zagen we dat de mensen
die bij het sluisje aan het werk waren hem opvingen.
Een andere man zagen we niet meer en dat
bevreemdde ons. We waren ons op dat moment niet
bewust dat we getuige waren van een ramp.
Wij keerden met moeite terug naar De Cocksdorp,
we hadden nu de wind en de regen tegen. Het was
een drukte van belang op de dijk bij De Cocksdorp.
Het nieuws van het instromen van de Eendracht was
daar al bekend. Ook dat er mensen werden vermist.
In 1953 zat niemand in zo'n hectische situatie te
wachten op een ooggetuigenverslag van drie jonge
tjes van 12. In de weken erna kwam het er ook niet
van. Pas veel later realiseerde ik me dat wij, afge
zien van de betrokkenen, een van de weinige oog
getuigen van het drama waren.
Toen ik thuiskwam, vertelde mijn moeder dat ze
telefonisch was benaderd door een initiatiefnemer
van de bus die in de Eendrachtpolder was gestrand.
Mijn moeder had daarbij verteld dat de
Eendrachtpolder was opgegeven, dus dat niemand
6