voorstelling van de reis. In plaats van geluk bracht deze vaak de grootste ellende of zelfs de dood. Zij moesten rekenen op 7 weken vaartijd. Vaak liep de overtocht uit tot 13 we ken. Dan werden de voorraden schaars en de stemming van de mensen verslechterde be hoorlijk, de emigranten werden niet zelden tot wanhoop gedreven. Het ligt voor de hand dat in de overleveringen de negatieve kanten en de catastrofale bijkomende verschijnselen beter gedocumenteerd zijn dan de 'normaal' verlopende transporten. Eén van de afschrikwekkendste voorbeelden leverde de reis van het zeilschip 'April' op dat onder bevel van kapitein De Groot begin ja nuari 1818 in New Castle aan de Delaware River aankwam. De reis van de 'April' 1817-1818 (Vertaald uit 'The Palantine Immigrant', maart 1993. Een tijdschrift uitgegeven voor de Duit stalige immigranten, geschreven door prof. dr. Robert J. Swieringa, docent geschiedenis aan de Kent State University.) De 'April' vertrok op 26 juni 1817 van Amster dam met ongeveer 400 passagiers, 20 be manningsleden, vracht en een vertegenwoor diger van de bevrachter. Op 11 juli ankerde het schip op de Rede van Texel. Tussen 12 en 19 juli werden meer dan 700 passagiers aan boord genomen. Ernstige 'overlading' veroorzaakte een kleine uitbraak van tyfus, ook wel scheepskoorts genoemd, die zich flink uitbreidde tot een epidemie met bijna 500 doden. Gedurende de maand augustus werd uiteindelijk een groot deel van de pas sagiers op het eiland Wieringen in quarantai ne geplaatst om behandeld te worden. Intus sen werd het schip ontsmet. Vóór het zover was, waren er op de rede, aan boord al 115 mensen overleden en op Texel begraven. Ook de op de rede aan boord gekomen 62- jarige loods Pieter Dirksz Leen uit Nieuwe- schild werd ziek en overleed op 22 augustus van dat jaar (Burgerlijke Stand Texel). De vertegenwoordiger van het bevrachterskan toor onderging hetzelfde lot. Op Wieringen stierven nog eens 300 passagiers. Na een vertraging van 10 weken, gedurende welke tijd de overlevenden door verwaarlo zing en grote ontberingen het zeer zwaar hadden, zeilde de 'April' met ongeveer 620 passagiers en vracht naar New Castle. Na een reis van bijna drie maanden, met heftige winterstormen en de dood van nog eens 70 emigranten, maakte het beschadigde schip op 3 januari 1818 de trossen vast in New Castle. De 300 'vrijkopers' aan boord begon nen toen, na een advertentie in de plaatselij ke krant, arbeidscontracten af te sluiten om zo hun overtocht te kunnen betalen. De per sonen of de bedrijven die van hun diensten gebruik wilden maken, betaalden de over tocht aan de vertegenwoordiger van de be vrachter. Deze maakte de reis mee naar Amerika. Ik kreeg een gedeeltelijke passagierslijst van de heer J. Alberts uit Krommenie. Zijn vrouw stamt af van de kapitein Dirk Cornelisz de Groot uit Hollum op Ameland. Hij is ook in het bezit van de gegevens van Wemer Fasolin, een onderwijzer uit het Zwitserse dorp Wölfinswil, kanton Aargau. Tijdens zijn speur tocht naar de geschiedenis van zijn dorp ont dekte Fasolin in het staatsarchief van Aargau een lijst van 640 inwoners van Wölfsinwil die met de 'April' naar Amerika vertrokken waren. Fasolin stuurde deze lijst naar Alberts. Deze lijst was door P.l. Planta, Zwitsers ambassa deur in Nederland, samengesteld. Omdat de 'April' met slechts 400 passagiers uit Amster dam vertrok, is het waarschijnlijk dat deze mensen uit Zwitserland op de Texelse rede vanaf andere schepen aan boord zijn geko men. Onze Amerikaanse bezoekers in het ge meentearchief zijn mr. Roger W. Willey en mrs. Muriel Willey-Sutter. Muriel stamt af van de hier onder gemelde passagiers: Dominikus Suter, geboren 03-07-1770 Würenlingen (kanton Aargau) trouwt op 6 februari 1798 met Maria Erna von Heimgar- ten uit Fislichbach. Kinderen: Dominik *25-01-1803 Johann *17-06-1806 Josef *11-10-1810 Conrad *26-10-1815 Alleen Johann en Josef overleven de reis! 5

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2002 | | pagina 7