Wie gaat er mee naar Wieringen varen Wie gaat er mee naar Wieringen varen, 's morgens vroeg al in de dauw Met een mooi meisje van achttien jaren, dat zo graag naar Wieringen wou Schipper ik hoor de hanen kraaien, schipper ik zie de vlaggetjes waaien Stuurman laatje roer maar gaan, dan zullen we spoedig op Wieringen staan. Meisje jij hebt heus niets te vrezen, varend op de Zuiderzee Weldra zul jij in Wieringen wezen want de wind waait met ons mee Schipper ik hoor de hanen kraaien, schipper ik zie de vlaggetjes waaien Stuurman laatje roer maar gaan, dan zullen we spoedig op Wieringen staan. Toenne we daar op Wieringen kwamen, zagen we zoveel boeren staan Die hunnen spek met lepels aten, daarvoor zou je naar Wieringen gaan Schipper ik hoor de hanen kraaien, schipper ik zie de vlaggetjes waaien Stuurman laat je roer maar gaan, dan zullen we spoedig op Wieringen staan. Straks in taveerne 't Vergulde Poortje daar verkopen ze brandewijn Een potje vol voor maar één oortje met kaneel en suiker erbij Schipper zijn dat geen schone dingen, laten we daarom blijven zingen Stuurman vaar ons naar het feest, of ben je nog nooit op Wieringen weest. Toenne we weer van Wieringen gingen, was ons scheepje zwaar belêên Tonnen vol spek om van te zingen, daar voor zou je naar Wieringen gaan Schipper ik hoor de klokken luiden, houd je koers vooral ten zuiden Feest met spek en brandewijn, je moet er voor op Wieringen zijn. (uit het repertoire van het Visserskoor, Oudeschiid) Het lied 'Wie gaat er mee naar Wieringen varen' herinnert aan de tijd dat men van Texel - regelmatig- een dagje naar Wieringen ging. Ds. Huizinga beschrijft zo'n dagtocht. Hij ging mee met de leden van De Tent. Donderdag 7 july 1870 (De vorige dag in de Tent afgesproken met z'n allen naar Wiering en te reizen). Wij allen voor 6 uur opgestaan, te 7 ure door W. Westenberg met de wagen afgehaald. Naar 't Oude Schild gereden. Bij Wassenaar ons verzameld met de dames Sombeek, Anna Vrendenberg-Kouwenaar, Leentje (Koning), Adriana (Vr), Christina (Vr), Bakels, Stoffels, Willem Westenberg en wij met ons zessen [ds. Huizinga, zijn dochters Katrina en Sina en hun logeergasten Aurelia en Anna Feenstra en Grietje van Driessen] tezamen 17 personen. Wind en weer zeer gunstig. Te 8 ure met de postschuit met Wil lem Mets afgevaren of liever te 81A ure. Te 11 ure op Wieringen gearriveerd. Gewandeld naar het dorp op den hoef [Hippolytushoef], Ik [neef] Huizinga bezocht en vrouw, Evert en Regina ook te huis. De laatste had hare exa mens (behalve Engelsch) volbragt en was nu voor goed te huis. Evert is op de Ambachts school te Amsterdam voor timmerman. Huizinga en vrouw vrij welvarende, hij be klaagde zich over zijne Kerkeraad die niet met hem wilde medewerken dat hij eene nieuwe pastorij kreeg, zoodat hij reeds aan enkele vrienden (C. Bakker, Scheffer) ge schreven had om voorspraak tot verplaatsing. [Huizinga is ook dominee, hij is een neef van onze Huizinga en heeft eerder in Den Hoorn gepreekt.] Ik spoorde hem aan tot geduld en zachtmoedigheid, maar hij stond op zijn regt, wijl hij op de voorwaarde van verbetering der pastorij het beroep had aangenomen. Wij gingen naar het logement van Visser waar wij ons gezelschap op den bovenzaal vonden bij muziek en dans. 13

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2002 | | pagina 15