9 Ja, ook heren van zes weken Zo moeten wij weer 't zeegat uit Dat het zeemansbestaan, vooral naar Oost- Indië, voor de gewone man meer noodzaak dan vrije keus was, blijkt uit het 'Calislied' uit ca. 1670. Voor alle duidelijkheid, een calis behoorde tot de onderste regionen van de samenleving, net geen zwerver, maar minder dan een dagloner. We laten hem aan het woord: Wel eertijds in mijn jonge fleur Was ik een hertjen zonder sorgen Maar nu is 't menigmaal getreur Want Truy-buur wil niet langer borgen Was ik alleen, ten was geen nood Maar wijf en kinderen mij beswaren Mijn ambacht is zo goed als dood Niet beter om maar weer te varen Ondanks die armoede lokt de V.O.C. hem toch het minst: Naar Vranckrijck is de huur te min En de Oostzee kan weinigh wezen De Straat wou ik wel gaarne in Behoefd' men niet de Turk te vrezen Dus toch maar: Oost-Indiën houd ik lief en weerd Het wordt door menig man geprezen Want als het goed hier is verteerd Soo kan men daar nog jonker wezen Ja, hij raakt zelfs enigszins in vervoering bij dit besluit: O, rijk en wijd vermaarde strand Wie kan uw staat en schat ontbinden Want is er een Luilekkerland Dan zal men 't in Oost-lndiën vinden Adieu mijn wijf en kinderen al Ik ga om goede buit te halen Als ik weer bij u kom, dan zal Ik alle man met goud betalen Tot zover een eerlijk verslag van een sappe laar uit de Gouden Eeuw. Bekend is dat niet alleen Nederlanders de schepen van de V.O.C. bemanden. Tamelijk veel buitenlanders voeren als matroos mee en daar onder opvallend veel uit de Duitse staten. Een van hen kwam uit het verre Mec- klenburg. Wellicht een jonge ondernemende gast die, alvorens hier aan te monsteren, al een hele zeereis achter de rug had. Zijn tocht naar Holland voerde hem langs een rij Wad deneilanden en hij noteerde ze allemaal in een 'Matrozenliedje uit Mecklenburg' uit ca. 1750. Hij reist van oost naar west en begint dan ook bij Wangeroog: Wangeroog die schone Spikeroog die krone Langeroog een botervat Maar Baltrum is een zandgat. Verder horen we dat Norderney een rovers- land en Juist een toverland is. Zuid-west va rend passeert hij onze Waddeneilanden en ook Texel wordt vermeld: Schellings hoge toren Vlieland heeft verloren Texel is een waaigat Want lui uit Gelder zeggen dat Niets nieuws onder de zon dus. Tenslotte lijkt zijn relaas op dat van anderen: gedetailleerd in de aanvang, maar vaag in het vervolg: Gaan we naar Batavia Dat ligt ver in Asia Dus vooreerst de liniën En dan maar voort naar Indiën Ook deelt hij met hen de hoop op een goede afloop: Is die lange reis voorbij Ben ik voor zes weken vrij Bij mijn liefste weer terug Daar in dat schone Mecklenburg Dat het zeemansleven een ruw bestaan in hield blijkt uit de meeste liederen. Veelal ta melijk scabreus, maar desondanks op zijn tijd moralistisch. Een voorbeeld hiervan is het 'Oost-lndischvaarderslied', uit ca. 1770. Ook nu weer een opsomming van monstering en

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2002 | | pagina 11