De V.O.C. in liederen Op de valreep (we blijven in stijl) van het jaar waarin we herdenken dat 400 jaar geleden de V.O.C. werd opgericht, een bijdrage van de zanggroep van de Historische Vereniging Texel. De vraag rijst: 'Wat heeft de V.O.C. met gezang te maken?' Het antwoord luidt: 'Alles'. Zolang de zeilschepen -en niet alleen voor de V.O.C.- hebben gevaren, werden er liederen aan boord gezongen. Liederen van onbekende makelij, maar immer verhalend over alle aspecten van het zeemansleven. Over de route van de reis, over angst voor piraten, over gage, voedsel, levensomstan digheden aan boord en wat niet al. Natuurlijk ook over de liefde, van Trijntje tot Wijntje, van wachtende geliefde, trouw tot in de dood, tot ordinair bordeelbezoek. Het lied geeft een eerlijk verslag van het zeemansleven uit die tijd en is daarmee een van de weinige nog bestaande authentieke overblijfselen van de V.O.C. op ons eiland. Dat mag wel eens gezegd worden, want de feestelijkheden rond de herdenking stoelen voornamelijk op een replica, 'De Duyfken', en een bekende geschiedschrijving, de Rede van Texel. Goed beschouwd vormen de bewaard gebleven liederen, naast de brieven van Aagje Luytse en enkele opgedoken vondsten, de enige originele herinneringen aan de V.O.C. op Texel. Tot zover deze, mijns inziens, noodzakelijke inleiding, nu ons verhaal in liederen. Allereerst wordt hierin afgerekend met de veel genoemde romantiek die rond de V.O.C. zou hebben gehangen. In het lied 'De Oostindië-vaarders' uit ca. 1780, wordt wel anders gepraat. Het begint al met de enorme omweg rond Engeland en Schotland, tot langs de klippen van Ambrosius voor de kust van Brazilië. Alles om de kapers uit Duinker ken en Algiers te ontlopen. Eenmaal zover gevorderd verraadt een strofe de opluchting: Vervolgens verhaalt het lied over de gewone menselijke behoeften op zo'n zeereis: Tenslotte de opluchting na een geslaagde reis, maar daarnaast meteen de verzuchting bij het idee aan de volgende: 8 Als wij die klippen zijn gepasseerd Ziet wat wordt ons daar vereerd En ons daartoe wordt geschonken Eiken man een pintjen wijn Dat heeft ons jonkhart doorklonken Wij wisten van geen druk of pijn Van Sint Helena tot den Kaap Daar slachten wij zo menig schaap Tot verversing van ons allen Schaapvlees en ook buffels mee En daartoe voor ons welgevallen Brengt de boot vers water mee Komen wij dan eens weerom Wat ontvangen wij weer een som Vijf jaar zijn daar ras verdwenen Och wat bennen we rijke lui 'kJCrS ro<r '£m éet? c/< i/**rr Ar /$r osn tr i&r/.- 'ff /<tr otsustJUX tr/zirri .tux fnrrj w t/ /<u</

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2002 | | pagina 10