Eiland of (nog) geen eiland?
Sint Jan
1356
tholiek Kerk van Texel het licht ziet.
Dit laatste werd door pastoor P. van der Werff
geschreven tussen 1876 en 1880.
Laten we daarom eerst maar eens horen wat
de pastoor ons te vertellen heeft.
Zoals in de meeste plaatsen van ons Bisdom,
ligt de invoering van het Christendom op
Texel in het duister. Als bijna zeker mogen
we veronderstellen dat het door de H. Willi-
brordus of een van zijn metgezellen te zijner
tijd hier is ingevoerd. In het jaar 719 werd er
te Utrecht een Synode gehouden. Hier werd
het besluit genomen om missionarissen naar
alle streken van Friesland uit de zenden. Dit
bleef niet zonder gevolgen. Op vele plaatsen
werden de heidense tempels omvergeworpen
en kerken daarvoor in de plaats gebouwd.
We mogen dan ook veronderstellen dat op
Texel het christendom in de eerste helft van
de 8" eeuw is ingevoerd. Eerst in 866, ruim
een eeuw later, wordt Texel schriftelijk ver
meld in de lijst der goederen van de Utrecht
se Kerk, waarbij opgemerkt wordt dat éénder
de van Texel behoorde aan de Sint Maarten
skerk.
In de oude geschriften staan de stormvloeden
beschreven: de Julianavloed in 1164, de Al
lerheiligenvloed in 1170 en de stormrampen
in 1222, 1234 en 1395 of 1396. Men be
schrijft dat Texel nagenoeg werd gescheiden
van de vaste wal:"die op Wieringen, te
Tessel ende op 't Landt tusschen beiden
woonden, want die veel slooten en diepe
vaerten omtrent die Eiland ghemaeckt had
den, denwijlen zi die Landen in macht en ghe-
welt pleghen te hebben, waer door die Noort-
zee zijn inganck en de cracht heeft ghecreg-
hen, zo dat Westvrieslandt (dat nu Noort-Hol-
land hiet) niet alleenlich van de Hollantse
Graven maar oock door die Noortzee van 't
andere Vrieslandt ghesepareert ende afge
scheiden is".
In het Gemeentearchief van Texel (G.A.T) is
te lezen: "Het doester dat in Texel gestaan
heeft, heette Ludenka (Ludingekercke), dat
waren Tempeliers en deze quamen die Mon-
nickelanden toe. Ende deze Tempeliers wor
den al op enen tijt uijtgeroijt doen men scref
duijsent drie honderd en de X. (1310).
Is de aantekening juist in het archief, dan zou
hier uit kunnen volgen dat de Tempeliers hier
reeds waren uitgeroeid, vóórdat Clemens V in
1312 de Orde der Tempeliers heeft opgehe
ven. Volgens de bepaling van de Paus moes
ten hunne goederen en bezittingen overgaan
aan de Ridders van SINT JAN. Of dit ge
schied is weten we niet. We vinden in het
G.A.T. wel dat de Monnickenlanden in het
begin van de 15e eeuw toebehoorden aan:
"Margarete van Cleve, Hertoginne in Beije-
ren, Gravinne van Henegouwen van Hollant
ende van Zeelandt."
Een beetje onsamenhangend nog? De naam
Sint Jan is gevallen en we weten nog niet of
die héél in de verte te maken kan hebben
met ons eigen Sint Jan. We graven nog wat
verder, want, hoewel den Burg omgeven was
door grachten en wallen (1346) weten we niet
eens of den Burg ook een parochiekerk bin
nen haar muren had. Erger nog; er is nergens
te vinden wanneer er een kerk gebouwd is.
Maar dat er een kerk was vinden we in 1394,
als we de naam van de parochijpape Willem
Simons Curatus vinden.
Uit een rekening blijkt, dat er toentertijd op
Texel vier kerken stonden: BURCH WAM-
BOYS, WAEL en OESTERENDE. 1).
Daar in 1394 de naam van de vice-cureit
wordt vermeld en men algemeen aanneemt
dat de tegenwoordige kerk van 1452 dateert,
moet er voordien een andere kerk hebben
bestaan, waarvan de geschiedenis ons niet
bekend is.
De 12® mei 1453 begiftigde Philips van Bour-
gondië het Kapittel van St Marie in Den Haag
met "de cure der kerk van Den Burch en de
daartoe behorende vicariën" welke incorpora
tie achtereenvolgens door David van Bour-
gondië, bisschop van Utrecht (1460), Ghijs-
bertus de Brederode, aartsdiaken van de
dom (1461) en paus Pius II (1462) werd
goedgekeurd. 2).
4