De inkomsten voor het Armbestuur kwam grotendeels van de boerderijen en landerijen én van
de rente op leningen, obligaties, hypotheken, etc.
Als voorbeeld nemen we de jaren 1889-1891. De boekhouding was ingedeeld in afdelingen en
artikelen.
1889 1890 1891
AFDELING I Gewone Inkomsten
Artikel I
Batig Saldo 945,87 308,34 379,99
Artikel II
Huren en pachten vaste goederen 2057,32 2060,50 2196,75 52%
Artikel III
Rente van Kapitalen 645,86 607,92 608,47 15%
Artikel IV
Verdiensten e.a. inkomsten van
verpleegden in het gesticht 92,20 172,67 96,92 3,5%
Artikel V
Voor gebruik van het doodkleed 23,00 19,00 20,50
Artikel VI
Inzameling van liefdegiften en
Andere bijdragen (armenbus) 109,07 116,99 131,47
AFDELING II Buitengewone Inkomsten
Artikel I
Aflossing Kapitalen 635,00 350,00
Artikel II
Ontvangsten legaten, erflatingen etc. 31,75
Artikel III
Opbrengst verkochte landerijen 149,20
Artikel IV
Toevallige baten 10,00 129,50 49,67
AFDELING III
Nog invorderbaar gebleven inkomsten
Blijkens de vorige rekening. --
INKOMSTEN 4639,35 3929,78 3865,53
UITGAVEN 4331.01* 3349,79 3194.04*
BATIG SALDO 308,34 379,99 671,49
*1889: F 600, - in de spaarpot f 72, - voor een stuk land aankopen.
*1891f 551- naar de spaarbank.
18