In 1799 zat Martje weer voor het comité. Nu
voor de verrekening van het erfdeel van de
drie voorkinderen van Simon, verwekt bij
Saartje Smit. De voogden over deze kinderen
waren Cornelis Klaasz Swart en Hertje Dog
ger. Hoeveel het erfdeel was, weten we niet.
Maar er is al f 2004,- en het gouden oorijzer
van Saartje ontvangen. Martje gaf nog aan,
dat intussen door de voortdurende oorlog de
correspondentie met Batavia uiterst moeijlijk
is. Nalatenschap tot heeden volkomen onkun
dig en ze dus geheel onseker zijn of alle cre
diteuren (voorkinderen) voldaan kunnen wor
den. Martje verklaarde ook dat bij publieke
verkoop van meubilaire goederen f 161:10 is
betaald aan de voogden en ook de f 259,-
van spullen, die getaxeerd waren door de
zilversmid Warneke te Amsterdam. Toen was
de schuld aan de voorkinderen gedaald tot
f 1523:13 stuivers en 8 penningen.
Het verzoek door beide partijen aan het co
mité was, om in publieke veiling te mogen
verkopen: een huis, twee stukjes land en an
dere dingen. Dit alles om de erfportie te vol
doen. De schout en schepenen gingen ak
koord met dit verzoek. Toen volgden in juni
de verkopen van een land, groot 1390 roe
den, gelegen in de Buitenwijk en 325 roeden
in de Kuijl. Verkoop van een huis heb ik niet
gevonden. De band van Martje met de drie
voorkinderen van Simon is vast niet optimaal
geweest. Dit blijkt wel uit het moeten uitbeta
len van het erfdeel aan deze kinderen. De
dochters Jantje en Lysbet woonden toen ze
trouwden op Nieuweschild. Duidelijk niet bij
Martje thuis in Den Hoorn.
Op 10 oktober 1801, zes jaar na het overlij
den van Simon, machtigden Martje en de
voogden de heren J.J. Smaalen en compag
nie, kooplieden te Amsterdam, om alles te
doen om de gage en verdere vorderingen,
goederen te innen/halen bij de rechtverkrij
gende opvolgers van de VOC. Zo kreeg Mar
tje in 1804 via de heer Smaalen f 503:5 st: 5
penn.
Eind januari overleed Martjes vader Hertje
Swart. Hij had een paar uur voor zijn overlij
den nog een testament op laten maken. Hier
in stond vermeld dat Martje mag kiezen tus
sen haar legitieme portie (erfdeel) of het ver
kiezen van 'generaal fideicommis'. (4) Hierin
stelde vader Hertje vast dat de vier kinderen
van Martje en Simon, met Martje de enige
erfgenamen zijn. Als Martje zou overlijden,
zou alles van het erfdeel van vader naar de
kinderen van Martje gaan. Toen werden de
voorkinderen van Simon ook duidelijk niet
genoemd. Martje koos voor het 'generaal fidei
commis'. In december 1810, vijftien jaar na
overlijden van Simon, kreeg Martje uiteinde
lijk nog f 2444:15 van de VOC. Waarschijnlijk
heeft Martje met dit geld schulden afgelost.
Later bleek namelijk dat ze geen geld heeft
om normaal van te leven. In 1811 bij de in
ventarisatie van de boedel van Marljes stief
moeder Anna Maria Tenckinck, werd Martje
nog wel genoemd. Zij zou o.a. nog een schu
ld van f 1000:- hebben. Maar er werd vermeld
dat Martje Hertjen Zwart niets in de wereld
heeft, zal waarschijnlijk van deze posten of
pretensien nimmer iets inkomen, tenzij doen
onverwagte omstandigheden hare staat mogt
verbeeteren.
En in 1814 zat Martje als gealimenteerde in
het gasthuis van de diaconie der geref. ge
meente van Den Hoorn. Dit betekende dat
Martje in haar onderhoud werd voorzien door
de gereformeerde gemeente van Den Hoorn.
Ze machtigde toen de dienstdoende diake
nen, t.w. Hertje Klaasz Abbenes, loods, Pieter
Dirksz Boon, landbouwer en de loods Pieter
Nannings om de boedel en nalatenschap te
innen van haar neef Jan Krijnsz Vaartjes. Jan
was opgeklommen tot Kapitein-Luitenant ter
kinderen hun bestaan te zoeken, waarin zij,
met het aanleggen van een winkel in deffe-
rente waare verkoop, te zullen slagen. Zij
vroeg nu of ze flessiaan of kleijne brandewijn
mocht verkopen, dit om alzo de Burgerij al
daar te beeter te kunnen gerijven, te meer
vermits, zedert lange tijd bij de twee eenige
grossiers of slijters in brandewijn en gedistil
leerde wateren geen sterke dranken kon be
komen zijn, hetgeen tot merkelijk ongerijf der
gedaagte burgerij. (3) Het pleidooi van Martje
hielp niet, het verzoek werd afgewezen. In
1797 probeerde ze het weer, nu kreeg ze wel
toestemming. Ze kon de vergunning van wij
len Lijsbet Pronk, wed. Jacob Swart overne
men.
13