7
De Commissaris van Politie aan de Helder,
de Zijpe en Texel, (get.) P. d'Armanville
Voor extract Conform De Secretaris bij het
Departement van Politie, J.P. Klinkhamer
Op 12 augustus 1817 had de voorzitter van
de Texelse gemeenteraad, de in februari van
dat jaar beëdigde 'schout', Gisbert Conrad
Wilhelm Reinbach (1752-1839) al een brief
gestuurd naar de Gedeputeerde Staten van
Noord-Holland over de problemen met het
schip de April:
Ik vinde mij verpligt UEd.gr. Achtbare te infor
meren dat zich aan boord van het Schip April,
thans liggende ter Rhede van Texel, onder
het vrij aanzienlijk aantal Passagiers op het
zelve aanwezig en voor volksplantingen in
Noord-Amerika bestemd, eene ziekte zich
heeft geopenbaard, welks schijnt van een
epidemische aard te zijn.
Reeds sedert eenigen tijd werd er nu en dan
lijken van personen, aan boord van het ge
melde Schip overleden, op dit Eiland aange
voerd en op het Kerkhof aan het Dorp Oude-
schild begraven, zonder dat ik echter in den
beginne reden vond om zulks aan buitenge
wone ziekten toe te schrijven, dat het getal
dier alzoo aangebrachte Lijken steeds van de
eene dag tot den anderen accresserende
(=toenemende), heeft zulks dan ook mijne
attentie opgewekt en mij voor zoveel de om
standigheden toelieten eenige informatiën
doen inwinnen.
Uit deze informatie is mij als nu gebleken dat
er aan boord van het gemelde Schip eene
ziekte heerscht, welke uit eene al te groote
opéénpakking van een menigte lighamen in
een te klein bestek en het daaruit ontstaande
gemis van genoegzame vrije en zuivere lucht
harer oorsprong neemt en die vermoedelijk
door den Kapitein van het Schip zelve wordt
geacht aanstekende te zijn, aangezien reeds
eenige tot het Scheepsvolk behoorende per
sonen, welke mede door de ziekte waren
aangetast, herwaarts zijn getransporteerd en
in een herberg aan het gemelde Dorp hun
intrek genomen hebben. Hoezeer nu de Rhe
de van Texel niet tot deze Gemeente be-
hoordt, heb ik echter uit hoofde van gevaar,
waaraan de Ingezetenen dees Eilands zou
den worden geëxponeerd (=blootgesteld) in
dien de nodige en meest gepaste maatrege
len niet genomen werden, teneinde zooveel
mogelijk alle Communicatie met het vermelde
Schip af te snijden, vermeend mij deze taak
ten ernstigste te moeten aantrekken en het is
dan ook uit dien hoofde dat ik uit krachte van
Art. 23 van het Reglement van Bestuur met
overleg van assessoren (=wethouders) dezer
Gemeente de nodige orders heb gesteld, ten
einde geene personen tot de Equipage of
Passagiers van het gemelde Schip behooren
de zomin als eenige lijken van op hetzelve
gestorvenen meerder worden aangevoerd.
Dan daar ik geïnformeerd ben dat de Kapitein
van het voorschrevene Schip bij de Directie
der Genie aan de Helder pogingen zoude
hebben gedaan ter bekoming van een verlof
om de zich op hetzelve bevindende Perso
nen, gedurende eenige tijd in het op dit Eiland
gelegene fort de Schans te mogen plaatsen
en de gemelde Kapitein zich met eene gunsti
ge uitslag op die pogingen schijnt te vlijen -
Zoo neme ik de vrijheid UEd.Gr.Achtb. te ver
zoeken mij met den meesten spoed te willen
elucideeren (=op te helderen) welke maatre
gelen door mij kunnen worden in het werk
gesteld, ten einde een dergelijke, voor de In
gezetenen dezer Gemeente allergevaarlijkst,
verblijf voortekomen en of en op welke wiize
zoodanige overplaatsingen op het territoir
(=gebied) dezer Gemeente desnoods met
geweld zoude kunnen en mogen worden te
keer gegaan.
Over het Fort de Schans had schout Rein
bach in de maand juni een rapport gestuurd
naar het 1e Generaal Kommando, ter attentie
van een Onder-Inspecteur 1e klas van de
Militaire Administratie. Daarin meldde hij dat
in het geval militairen op Texel in kazerne
moesten, dit alleen mogelijk was in de
Schans, omdat de twee kazernes in Den Burg
niets meer voorstelden. In het fort stonden 48
'barakken of kamers' waarvan maar 21 in
bruikbare staat waren. In iedere barak kon
den vier personen, zodat daar -als 'de admini
stratie van oorlog of de genie de overige ba
rakken niet zou herstellen'- nog geen 100
mensen van het schip konden worden onder
gebracht.
Het 'desnoods met geweld keren' van het
onderbrengen was nogal lachwekkend. Op
Texel bestond de politiemacht uit één dienaar