Uittreksel van het Register van Overdrachten en Verbanden van Texel
berustende in 's Rijks Archief depót in Noord-Holland te Haarlem
1 JULI 1772
Solv t= 40x80;penn:f. 138:4:-: Quijtering bet.
1772. F. 33-9-4
Wij Gerrit Vuijck en Jan Pruijt, Schepenen
van Texel, oirconde dat voor ons zijn gecom-
pareert de erfgenaamen van wijlen Albert
Dirksz Keijser, woonende alhier, die beken
den op den 23e Januarij deses jaars in pu-
blieque veijling te hebben verkogt, en bij de-
sen in vollen vrijen eijgendom over te dragen
en te transporteeren aan ende ten behoeve
van Reijer Cornelisz Dijt, woonende aan Den
Burg: Een huijsmanswooning met 1800 roe
den lands eikanderen annex, staande en ge
legen in de polder Zuijt Haffel belend ten oos
ten de weduwe Dirk Zijm, ten westen de
transportanten.
Dit perceel zal moeten gedogen dat den eij-
genaar van de Vogelkooij hierbij gelegen,
over deese landen heeft en gebruijckt een
vrije reijding, loop en treed van en na de ge
melde Kooij, ook zal den Kooper aan deese
huijsmanswooning niet vermoogen te timme
ren of repareren of aldaar te kloppen
schreeuwen of ander geraas te maken
waardoor de voogels gestoort mogen wor
den; ook geene pannekoeken te bakken of
stinkend goed in het vuur te leggen of te
branden als alleen wanneer de wind van de
Kooij afwaaijt, egter zal het selve in de maan
den van Maart, April, Meij en Junij gepermit-
teert zijn: de seven perceelen lands op de
voornoemde 23 Januarij mede geveijlt en
respectivelijk gekogt vier by Dirk Keijser, vij
ven kooper, een bij Teunis Kopjes en Barend
Zijm, en een bij Willem Formertsz, als mede
het land van Dirk Keijser afkomstig van Reijer
Kooijman, hebben alle regt van een vrije reij
ding, loop en treed over deese 1800 roeden
lands, beoosten en benoorden de Kooij lang-
s, van en na de weg, en wel sommige over
de vaste brug die reets over de togt ligt, wel
ke door de perceelen die deselve gebruijken
bekostigt oft onderhouden zal moeten wor
den.
Het hek aan de oostzijde van de Kooij staan
de zal den eijgenaars van deselve Kooij moe
ten onderhouden; ook zal den kooper moeten
gedoogen dat den eijgenaar van de voor
noemde vogelkooij, wanneer die goed vind
de plas van de Kooij uijt te modderen,
deselve modder op dit land, aan de noord
zijde van de Kooij, komt te plaatsen, en
deselve binnen agt weeken daarna daar
vandaan te mogen reijden, daar het deselve
gelieven zal.
En verder met alle sodanige andere
vrijdommen, servituten en geregtigheden als
deese wooning en landen laast beheert en
beseeten zijn geweest; zijnde vrij en onbelast,
niet daar op staande als den heer zijn regt,
dat den kooper tot zijnen lasten heeft
genomen so ordinaire als extra ordinaire
verpondingen die na dato deses zullen
worden geconsenteert, item dijkgeld en alle
andere polderlasten waarmede dit perceel
mogte worden beswaart, geen uijtgesondert,
belovend sij transportanten het selve ook te
zullen vrijen en waaren als regt is, en
bekenden van desen transporten te zijn
voldaan met een kustingbrieff inhoudende de
somma van drie duijsend vierhondertvijff en
vijftig guldens.
Ten oirconde getekent den 1 Julij 1772.
(w.i.g.:) Gerrit Vuijck
(ingezonden door
Gelein Jansen)
22