Tessels Prate
En daarmee zijn we weer van Texel af. Het
vervolg van het verhaal ken ik niet, maar dat
is ook voor ons eiland minder van belang.
Voor mij, als lezer in 2001, is een aantal din
gen nog wel bekend, maar een aantal andere
niet meer. Ik wist bijvoorbeeld niet dat het Ei-
erland al bebouwd werd in 1838; en wat is de
'Aptenpolder'? En waar stond het Stoepke,
en was dat van Stoepker? Wat was de 'keet
van Sinior'? Had Houwenga behalve land ook
een eetgelegenheid of was het een staaltje
van Groningse gastvrijheid dat we hier aan
treffen? En is de grond van de vestingwerken
nog verontreinigd door het kwik? Al met al
een verhaaltje als een puzzel dus. Maar best
leuk.
Gerard van der Kooi
Als je de artikelen in ons blad beschouwt als
een stevige maaltijd, dan is deze rubriek een
luchtig toetje. Vaak hoor ik dat men deze pa
gina het eerst consumeert. Leuk, maar het
gaat natuurlijk om de voorgaande kost!
Hoe dan ook, hier zijn weer wat vrolijke no
ten. Ik begin met 'Pietje Heintje' (Bakker) over
wie we al eerder anekdotes publiceerden.
Hij woonde ooit aan de Waterweg en zodoen
de was hij lid van de bureton van Zuid Haffel
en Westergeest. Het bestuur had een reisje
georganiseerd naar Amsterdam. In een grote
winkel -wellicht een warenhuis- liep Piet
Heintje wat te 'struune' en hij verbaasde zich
over wat er allemaal te koop was. Toen een
winkeljuffrouw hem vroeg: 'Meneer, wat zoekt
u, kan ik u helpen?', zei Piet Heintje: 'Juf
frouw, ik soek een anjager foor een zein!' Je
begrijpt dat ze daar nog nooit van gehoord
had! (Een anjager is een zware draad op de
zeis om graf in een 'swööd' te maaien. Een
'zwad' is een lange strook afgemaaid gras.)
Een lid van de dialectgroep maakte vorige
zomer met de 'Stortemelk' een dagtrip naar
Terschelling en maakte dit mee. Vier Tesse-
laars, aan de reling staand, turen over de
Waddenzee. Bij het zien van de uit het water
stekende takken, die de mosselpercelen mar
keren, ontspint zich het volgende wat trage,
droogkomische gesprek:
1'Se hèèwwe hier een héél bos plönt
2. 'Maar se doene 't niet te best, zó an 't
siên....'
3. 'Dót komt deur het soute water netuurlijk...'
4. 'Welninnet, 't komt deur die zééhonde die
d'r teugen-ón piese!'
Iemand zei: 'Het waaide zó hórd, dót ós je
teugewiend je mond ope dee, je broek fön je
kont woei!'
Piet Maas (van Zandvrucht, maar woonachtig
in Alkmaar) reed eens met zijn gezin mee met
de Jan Plezier van Niek Witte. Hij zei: 'Niek,
hei-je segare bij je" Ik hèèw lucifers!'
Er kwam iemand van de belasting bij Koop-
wij een veld lucem, welke gebezigt wordt tot voe
dering van paarden en rundvee, het voldeed goed
aan het oogmerk, is haast gelijk aan de roode of
brabansche klaver. Nu gingen wij naar het Eijer-
landshuis, hier heeft men vele matige groenlan
den, het is een sierlijk gebouw. Onder de duinen
langs gereden kwamen wij op Koksdorp, dat nu is
aangelegt, er staan verscheidene huizen. De hooft-
weg opgereeden, zoo zagen we daar de Zeeuwen
aan ploegen, maar dat beviel ons niet, zij hadden
paarden die vierhonderd en gareelen die ieder der
tig gulden gekost hadden. Dan heeft men de keet
van Sinior, nu gingen wij weder naar Houwenga.
Daar gegeten hebbende, gingen wij weder op de
waagen en reeden naar het dorp de Waal. De Burg
een groot dorp, aldaar lammer ontvangen voor zes
gulden het stuk, verder reeden wij twee vestinge-
werken voorbij, waarin zij bij de vertimmering twee
duizend pond kwik hadden gevonden, naar gissing
om de vijanden ermeede te vergeven, indien het
overrompeld werd.
Nu hadden wij het Oude Schilt, daar huurden
wij een schip af voor 2 gulden, om ons naar het
nieuwe diep te brengen. Woensdagmorgen om vier
uur staken wij van wal, hier hadden wij bij de ha
ven een dijk van zeewier. Toen wij op de zee wa
ren zagen wij verscheidenen bruinvisschen zoo het
scheen over elkander tuimelen, ver boven het wa
ter sprongen zij dikmaals. Wij passeerden de zui-
denhaaks, een droogte in de zee.
23