EEN VREEMDE PATRIJS OP DE RAZENDE BOL Op zaterdag 13 november 1926 kwamen op Texel de eerste verhalen van een stranding. De Oosterender schipper, Drijver van de TX 33, had vijf zeelieden die in een sloep zaten opgepikt. De Texelse vissers konden de mannen niet verstaan omdat zij alleen Frans spraken, maar die konden wel duidelijk maken dat zij van een schip kwamen dat de vorige dag bij de Haaksgronden was gestrand. Inmiddels was het schip al opgemerkt door inwoners van Den Helder, die de reddingboot 'Dorus Rijkers' en de sleepboot 'Drente' naar het vastgelopen schip stuurden. De overige twaalf opvarenden van dat schip werden met veel moeite in het slechte weer van boord gehaald en naar Den Helder vervoerd. Daar na kwamen de eerste duidelijke berichten. Het was een Franse vrachtboot van 300 ton. Volgens opgaaf zou die geladen zijn met steenkolen en briketten. Leningrad werd als bestemming opgegeven. In 1896 was dit schip als stoomjacht gebouwd op de werf van Bath Iron Works in Michigan (USA) en nadat het aan een Franse reder was verkocht was het verbouwd tot vrachtschip en kreeg de naam 'PERDREAU', of, vertaald 'PATRIJS'. Door de geringe afmetingen was het zeer geschikt voor de vaart op havens met een te geringe diepgang voor grotere schepen. In de dichte mist van vrijdagavond was het schip op de Haaksgronden vastgelopen. Met de stoomfluit en met lichtsignalen werd de gehele nacht vergeefs geprobeerd de aan dacht te trekken. Het weer was eerst vrij kalm, zodat van levensgevaar nog geen spra ke was, maar nadat in de vroege ochtend een storm opstak, werd besloten direct bij daglicht hulp te halen door de sloep met de vijf man uit te zetten. Gezien de beschadiging van de oude kolenboot en de oninteressante lading werd gedacht dat berging niet zou lonen en was men van mening dat de Hollandse kust weer een wrak rijker was. De bemanning kon met hun slechte berichten naar hun huis af reizen. Zondagmorgen begon een 'juttersfestijn'. Vanaf de Helderse dijk zagen de 'Jutters' hoe de Texelse vissers in actie kwamen. Op Texelstroom dreef niet alleen het vernielde stuurhuis van de Perdreau, maar ook kisten met elk twaalf flessen whisky, Franse cognac en jenever en hier en daar een vat wijn. Niet alleen de strandvonderij, maar ook de gehele Texelse politiemacht en de belastingcommie zen werden daarna in de hoogste staat van paraatheid gebracht. Het werd een bedrijvige zondag. Jutten is geen 'slafelijke arbeid' die op de dag des Heere verboden was. In De Koog was die dag geen kerkdienst zodat de liefhebbers uit dat dorp direct aan de slag konden. De kerk gangers van Oudeschild konden eerst om tien uur naar dominee Raabe luisteren en die van Den Hoorn op dezelfde tijd naar dominee Brummer. Bij de strandvonder van Den Hoorn werden die dag 58 kisten en een vat uit het smokkelschip aangebracht. Van de buit uit de andere dorpen en vanaf de Prins-Hendrikdijk is weinig bekend. Een week lang bleef de politie actief en deed huiszoekingen. Het re sultaat in Den Hoorn haalde de krant. Eén inwoner kreeg een proces-verbaal omdat hij verdacht werd van het verbergen van elf fles sen Franse cognac. Door wie de twaalfde fles soldaat was gemaakt vermeldt de historie niet. Bij de Sinterklaasviering liep in Ou deschild op 6 december een gemaskerde jutter met een kist whisky en cognac op zijn rug. Het zal geen toeval geweest zijn dat de Texelse slijters voor de kerst- en andere feestdagen met een uitgebreide collectie dranken adverteerden, maar niemand noem de cognac, jenever of whisky. Tien weken lang werd door een duiker met helpers, onder toezicht van Rijksambtenaren, naar de dranklading van de Perdreau gezocht en werden er vijfhonderd kisten boven water gehaald. Wegens het stormachtige weer moesten de schatgravers zich terugtrekken. Eind januari 1927 was het over en uit. Onder- 14

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2001 | | pagina 16