Een oud-redder vertelt
Freek Buys Rzn (zie foto hierboven), be
manningslid van de roeireddingsboten van
de Stations De Krim en De Cocksdorp,
heeft vroeger zijn bevindingen van een
vijftal reddingstochten in een blauw
schoolschrift opgeschreven. Een van die
tochten naar de IJmuidense logger 'Maria
Louise' IJM 294, waarbij jammer genoeg
niet alle opvarenden werden gered, volgt
hier.
Stranding 'Maria Louise' IJM 194
31 oktober 1916
Het visseizoen 1916 begint op zijn einde te
lopen. De IJM 194 is bezig haar laatste reis
van dit seizoen te beëindigen. Zover zal het
echter niet komen, dit zal haar laatste reis
voor altijd worden. Het schip heeft tien last
haring aan boord maar bij het laatste schot
heeft zij de netten onklaar gekregen. Door het
ruwe weer zijn de netten om de reep gesla
gen. De bemanning kon ook de netten niet in
het nettenruim plaatsen en zo werd de restant
van de vleet op het niet afgesloten ruim ge
tast. Dit zou bemanning en schip op zijn laat
ste reis noodlottig worden...
Groot zijn de gevaren, die schip en beman
ning dit seizoen hebben bedreigd. Mijnen en
ook de onderzeeboten van Duitsland kenden
voor de vissers van het neutrale Holland
geen genade. Het gunstigste kwam men er af
als het bleef bij opbrenging naar een Duitse
haven.
In de regel werden de loggers en trawlers
zonder pardon tot zinken gebracht en de be
manning moest zich maar zien te redden.
Groot is het aantal vissers dan ook, die in die
jaren het leven heeft gelaten. Maar tot dusver
is alles goed gegaan en de IJM 294 tracht
dan ook zo spoedig mogelijk haar thuishaven
te bereiken.
De wind is ZW tot W en er staat een stijve
bries. Er wordt gevaren op de motor. Maar na
enkele uren neemt de wind toe, het wordt
stormweer, de duisternis is gevallen en in de
zwarte donkere nacht tracht het schip zijn
koers te houden. Het is uiterst moeilijk, er is
maar weinig ruimte tussen de kust en de mij
nenvelden. Kustverlichting gedoofd, vuur
schepen en lichtboeien zijn er niet meer, de
losgeslagen mijnen zwalken overal en vor
men een gevaar op zichzelf. Inmiddels wordt
het weer al stormachtiger en de motor is niet
meer bij machte om het schip op koers te
houden. De zeilen moeten bijgezet worden en
het vaartuig moet in de storm op kruisen. Het
vaartuig ligt in de wal maar waar bevinden zij
zich? Zij weten het niet meer. Zij kunnen zich
niet meer oriënteren. Er is geen ster te zien,
de hemel pikzwart, het is alles duisternis.
Plotseling een schok, die het schip in alle ver
bindingen doet kraken. Het vaartuig valt voor
de wind af en onmiddellijk storten de huizen
hoge golven zich als razende op het schip. Er
is geen tijd te verliezen, de bemanning vlucht
in het want. De stuurman heeft kans gezien
enkele flambouwen mee te nemen en op zijn
wankele plaats gelukt het hem met veel moei-
ll