priesters in processen werden betrokken of vermeld. De rest blijft voor ons verborgen. Misschien vindt een aantal lezers deze mede delingen aanstootgevend. Tot hun troost kan ik slechts zeggen dat onze voorouders, toch niet zo vreselijk progressief, daar veel minder moeite mee hadden. Zij ergerden zich er veel meer aan dat sommige priesters weigerden missen te lezen, of teveel op geld belust wa ren, onderling ruzie maakten en processen voerden, te weinig evangelisch preekten en leefden. Dat waren zaken die de gelovigen wèl stoorden. Voor het overige begrepen ze en accepteer den ze de waarheid van het tweetal rijmpjes uit die tijd dat ik, onder elkaar staand, vond in een boek met civiele processen. Het zijn een romantisch liefdesliedje en een realistisch versje, beide uit 1556. Het eerst zegt: Scoen bloemeken jendt (lief, bevallig) in t hart gheprent, gepresen lek woudt het waer een endt/ dat lek absent van u duslang moet weesen scoen roesken soet seer exelent. (Schoon, bevallig bloempje, dat mij in 't hart gedrukt staat, ik prijs u en ik wilde dat er een eind aan kwam dat ik zolang van u absent moet wezen, schoon roosje zoet, zeer excellent.) Het tweede versje mag u zelf proberen te begrijpen. Het geeft het onderwerp van deze bijdrage aardig weer. Het luidt: Sy moegen dat sy wyllen/ maer twee vrouwen naets byllen/ kennen bet (beter) papen locken/ dan die coster met alle zyn clocken Gerard van der Kooi Geneesheren en een vreemde kostganger op Texel in 1801 De gezondheidszorg op het eiland Texel werd geheel voor eigen rekening verzorgd door chirurgijnen. De vroedvrouwen waren daaren tegen in dienst van de overheid en kregen naast hun traktement per kwartaal ieder jaar een hoeveelheid van 25 ton turf. Chirurgijn was in Den Burg Dirk Ooykaas, die van de vloot kwam en op Stenenplaats 6 woonde. Sinds 1797 had hij als collega Her- manus Ahlé. In Oudeschild werkte eerst Pou- lus Albertsz Kikkert (1727-1802) en in het jaar 1797 was George Theodoor Otto (Saksen 1755-1828) in dat dorp gekomen. Otto ver huisde naderhand naar Oosterend en woon de toen Blazerstraat 5. Ook van de marine kwam Pieter Thielman in Oudeschild. Met moeite kreeg hij zijn papie ren en een praktijk. Hendrik Hagen had zich eerst in Den Hoorn gevestigd. Daar was het 'armoe troef, zodat hij later zich ook in Oudeschild vestigde. Dat deze -niet volledig bevoegde- huisartsen ook alle leed niet konden keren, kwam duide lijk naar voren door de problemen van Trijntje Dekker-Dros (Sd 1763-Sd 1838). Zij was in 1791 getrouwd met Willem Korsz Dekker (1762-Bg 1843). Willem kwam in begin 1801 op bezoek in de gemeenteraad en vertelde daar dat zijn vrouw langer dan drie jaren had geleden door een zwaar ongeluk. Op het ei land hadden zij alle hulp- en geneesmiddelen aangewend, maar die schoten voor herstel te kort. Nu wilde hij voor zijn vrouw buiten Texel bij deskundigen hulp zoeken. Door de om standigheden was hij met zijn gezin met vier kinderen onvermogend geworden. Hij ver zocht met een 'gesloten bus' over heel Texel een collecte te mogen houden. Soortgelijke vragen kwamen vaker voor. De voorzitter van de raad vroeg aan Willem of hij en zijn vrouw lidmaten van een kerkgenootschap waren. Nadat Willem verteld had dat hij tot de Men nonieten Gemeente van Den Burg, De Waal en Oosterend behoorde, terwijl zijn vrouw lid was van de Gereformeerde Gemeente van Oudeschild, werd hij naar die kerkgenoot- 8

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 2001 | | pagina 10