gebrek aan soldaten had; de wervingssolda
ten van de VOC deden graag een oogje toe
als ze weer een 'mannetje' konden leveren.
De Oost had bovendien de reputatie van een
paradijs te zijn voor blanke vrouwen; er was
zelfs een permanent gebrek aan blanke vrou
wen, zodat soms zelfs weesmeisjes als brui
den naar Indië gedirigeerd werden.
Hoewel dit bij Anna Jans blijkbaar geen rol
speelde, willen we tenslotte niet onvermeld
laten dat liefde voor een (zee)man toch óók
nog wel eens een rol speelde, wanneer een
vrouw als matroos meevoer met hetzelfde
schip als haar minnaar. Dat kan ook de bete
kenis zijn van de mededeling 'gij zijt mijn lief
je' in het fraaie lied 'Daar was laatst een
meisje loos'.
Jan T. Bremer
UIT: HET LEVENSVERHAAL
VAN TINUS VLAMING (geb.
10 mei 1913), aflevering 2
Wij gaan terug in de tijd van ons dorp Oos
terend anno 1920
Waar woonde Anna Jans?
Het was ook in een tijd, dat je als buurt heel
genoeglijk met elkaar omging. Wij woonden
in het 'huis van alle mensen'. Het was een
oud huis in tweeën of in drieën bewoond.
Toen ik jong was, werd het in tweeën be
woond. Achter woonde Jantje Timmer, haar
meisjesnaam, maar in de volksmond altijd
Jantje Kalis genoemd, en zo kenden we haar
ook in Oosterend. Toen haar man overleden
was heeft ze nog een tijd lang haar broer Jan
over de vloer gehad. Deze Jan had een zwer
vend bestaan gehad en had dan ook de lang
ste tijd van zijn leven als koloniaal in de Oost
zijn werk gedaan. Wat hij daar beslist goed
geleerd had was het commanderen. Wanneer
wij wat te veel leven maakten naar zijn zin,
dan kwam bij hem het koloniale leven weer
boven en brulde hij stampend met een stoel
dat wij stil moesten wezen. Omdat wij als kin
deren een beetje bang waren, was het dan
meestal snel stil. Voor de rest hadden wij er
niet zoveel last van, maar zoveel te meer van
Het was in die da
gen dat de melk
van die morgen al
dezelfde dag werd
uitgevent, dit om
zuur worden te
voorkomen. In die
tijd was er nog
geen koelkast om
de spullen fris te
houden. Daarom
werd er op zondag
ook gevent. Zo ge
beurde het dat een
ouderling die zelf geen boer was, bij een
kerkvergadering opmerkte dat het melkven-
ten op zondagmorgen indruist tegen de leer
van de kerk. Waarop een melkventende boer
zei: 'Als u dan ok ken zorge foor Griffemeerde
koeie, die sundags niet molke hoeve te wor-
re, dan hoef ik die dag niet meer te fente.'
14
Wie wil mee naar Oost Indië varen
Als een held der held al door de baren
Het schip leider aan de Zee
Mooi meisje wilt gij mee?
Daar kunt gij veel geld en goed vergaren.
Ja, mooi meisje, luister naar mijn raden
Als een jong matroos zal ik U kleden al met
een pikbroek aan. (3)
1. R. Dekker en L. van de Pol, Vrouwen in man
nenkleren. De geschiedenis van een tegendraadse
traditie. Europa 1500-1800. Amsterdam, 1989, blz.
39.
2. Het Wonderlik Leven en de Oorlogsdaaden Van
de Kloekmoedige Land en Zee Helden. Uitgave
Wiel Kusters, Maastricht 1982, deel 2, blz. 8 en 9.
(Oudst bekende druk Amsterdam, Weduwe Gijs-
bert de Groot, 1694).
3. D. Wortel, Zyt gy oock een meyt? Dertien liedjes
over meisjes loos. Rotterdam 1987, blz. 37.
In Den Hoorn woonden in oktober 1622 (volgens
het bevolkingsregister):
Cornelis Cornelisz Schoolmeester (4 pers.)
Comelis lewertsz (5 pers.)
Jan Foocke (vader Anna Jans) (2 pers.)
Claes Pietersz (2 pers.)
Arie Jacobsz Lap (4 pers.)
De straat kan Gasthuisstraat geweest zijn. Dat was
een zijstraat van de Kerkstraat. Het gasthuis stond
als 2e pand na Arie Lap.