Een verhaal bij een foto
vastgesteld;
een 'Corps van 10 tot 12 Personen uit de
Voomaamsten uit de Burgerstand' moesten
als opzichters of bergers zorgdragen voor de
behandeling van de goederen uit de panden
waar de brand ontstond of die daarbij gevaar
liepen;
de brandmeesters kregen een machtiging
zodat bij een defect direct een vakman bij de
spuit kon komen om te repareren;
de gemeenteraad gaf opdracht aan de Raad
van de Spuit om twee brandladders van elk
20 voet (6,5 meter) te laten maken en de ket
tingen aan de brandhaken te laten verande
ren;
een zeer strenge waarschuwing zou worden
aangeplakt om te voorkomen dat nogmaals
onbevoegden met de spuit aan de haal ging
en of het werk belemmerden. Een boete van
f 25,- te verbeuren aan de Algemene Armen
op Texel werd daarin opgenomen.
Aan de voorzitter van de gemeenteraad,
Reinbach, had Gerrit van Oosten het geloof
waardige bewijs geleverd over het ontstaan
van zijn venwonding. De raad besloot daarom
diens medische behandeling en het dagloon
te vergoeden. In de maand juni 1801 kwam
de reglementering volledig rond. Een aanvul
ling was nog de bepaling dat na een gedane
reparatie aan de spuit de manschappen di
rect moesten opkomen om de goede werking
te proberen. De aanvullingen over de taken
van 'Brandhaak-, Ladder- en Zeijlgasten' en
over 'De Bergers van Goederen' zouden in
druk verschijnen in een oplage van 200
exemplaren op het formaat van het brandre
glement.
Bronnen. GAT 9 en GAT 10 blz 51 t/m 69.
GAT 123: Reglement van 1783, concepten
van 1797 en 1799? Alleen van het Regle
ment over de brandspuit van Oudeschild, d.d.
12-7-1800 is een gedrukt exemplaar nog
aanwezig.
Kinderen van het weeshuis (1902)
Vader en moeder Reinder en Sjoukje Visser
zwaaiden er de scepter Er heerste een uit
zonderlijk streng regime. De dochter van Rika
Eelman (Alie van Liere-van den Berg) en de
dochter van Trui Wegman (Annie de Haan-
Langeveld) hoorden de verhalen van hun
moeders.
Om te beginnen werd elk kind kaalgeschoren,
vanwege eventuele hoofdluis. Ze droegen,
zomer en winter, zwarte (rouw)kleren en lan
ge zwarte wollen kousen. Het eten was sober
en vaak niet genoeg. Tussendoor drinken
was verboden, ook op warme zomerdagen.
At je je bord niet leeg, dan werd de pap over
het eten gegoten en dat alles moest, hoe dan
ook, naar binnen. Om je nog meer te schande
te maken kreeg je daarbij ook nog een rare
pet op.
Vader en moeder Visser hadden een hondje,
Keesie, dat werd vertroeteld. Hij mocht drin
ken zoveel hij wou. Kleine Trui Wegman
dacht soms: 'Ik wou dat ik een hondje was,
dan kon ik drinken als ik dorst had.' Oud
brood voor de eenden in de tuin at ze vaak
stiekem zelf op. Van het terrein af, de poort
uit, was streng verboden. Maar daar hadden
ze wat op gevonden. Soms zetten ze expres
de poort wat open, zodat Keesie er vandoor
ging. Dan mochten ze de straat op om Keesie
te zoeken!
De meisjes moesten na schooltijd een aantal
'naadjes' breien. Vader Visser sommeerde
soms een van de meisjes om hem met een
breinaald op zijn rug te kriebelen. Heel eng
vonden ze dat.
Het lijkt een ongelooflijk verhaal van kinder
mishandeling, maar zo ging het echt. Toen
mijn moeder, Leentje Witte, zo'n twaalf jaar
later in het weeshuis kwam, was van deze
uitwassen geen sprake meer. Andere ouder
paren (V.d. Ham, en vooral Dros) gingen lief
devoller met de kinderen om.
(foto op pagina 20, archief Hist. Ver.)
Cor Reij
G.E. Dros
19