SOCIALE ZORG AAN HET EINDE VAN DE ACHTTIENDE EEUW
De zorg voor de maatschappelijk zwakkeren
was ook op Texel vóór 1800 een taak die
hoofdzakelijk door kerkelijke instanties gere
geld en gefinancierd werd. Een groot aantal
armenkamers, die door particulieren in hun
barmhartigheid op Texel waren gesticht, wer
den door voogden serieus beheerd en droe
gen bij aan de huisvesting van door sterfge
vallen 'gebroken' gezinnen en andere hulp
behoevenden.
Daarnaast regelde het kapitaalkrachtige Al
gemeen Weeshuis de belangen en de op
vang van kinderen tussen vier en vijftien jaar.
De overheid hield vanaf de zijlijn op alle be
heerders toezicht. Na het ontstaan van de
Bataafse Republiek in 1795 kwam sterk naar
voren dat arme lidmaten van zes Gerefor
meerde Kerken beter bedeeld werden dan de
'andersgezindten'. Daarnaast waren de ge
bouwen van de 'Staatskerk' bij onderhoud en
de predikantentractementen gesteund door
bijdragen uit algemene middelen. Door oc-
troyen (regelingen van staatswege) verkre
gen ook de armbesturen van die kerken, of
diaconieën, inkomsten uit algemene midde
len, zoals uit de vismarkten van Den Burg,
Den Hoorn en Oudeschild. Een gunstige uit
zondering vormde Oosterend, waar het alge
mene armbestuur uit octroyen vanaf 1762 tot
1795 uit visserij, scheepvaart en veehandel
inkomsten had.
Het democratische bestuur wilde proberen de
armoede eerlijker te verdelen en dat moest
gebeuren door versterking van de algemene
armenkassen, maar de tijd zat tegen
Door de oorlog met Engeland en de blokkade
van de zeegaten bij Texel en Vlieland liep de
scheepvaart van de handelsvloot terug en
daarmee verdween een deel van de commer
cie. De oorlogsvloot, die verwaarloosd was,
moest vernieuwd worden en de versterking
van het eigen leger was nodig. Dat alles
vereiste zware financiële offers. De Bataafse
Republiek had bij het verdrag van Den Haag
met het straatarme Frankrijk de slechtst
denkbare bondgenoot gekozen. Aan haar
(d w z. Frankrijk) eis van een kapitale som als
vergoeding voor het verdrijven van het oude
regime, de verplichte versterking van de fran
se vloot met zeven grote oorlogsschepen en
het onderhouden van een frans leger in Ne
derland kon alleen met grote verplichte le
ningen worden voldaan.
Tegen dat licht volgen een paar schetsen van
de maatschappelijke onderkant van de Texel
se samenleving. Het gebruiken van eufemisti
sche uitdrukkingen was toen nog ongebruike
lijk en de terminologie werd daarom aange
houden.
EEN ONECHT KIND
De ongehuwde Martje Willemsd Lover over
leed op 18 augustus 1792 op De Hal op ca.
44-jarige leeftijd, waarschijnlijk in het kraam
bed. Zij was in 1748 gedoopt in de gerefor
meerde kerk van Oudeschild als een dochter
van Willem Abrahamsz Lover (ca 1718-SD
1781) en Dirkje Leenders.
Martje was de moeder van een zoontje, dat
Remmert werd genoemd. De vader was on
bekend, maar het geven van die voornaam
aan deze Remmert ondersteunt het vermoe
den dat Remmert Ariesz Schaap (BG 1754-)
de vader was. Zo'n voornaam geven -dezelf
de als een ontrouwe vader- kwam op Texel
vaker voor en daaruit sprak soms wraak.
Remmert Schaap trouwde in 1805 met een
weduwe, de bekende vroedvrouw Helena
Schriereke, die vele akten in de burgerlijke
stand ondertekende in die gevallen dat een
zeevarende vader niet bij de geboorte aanwe
zig kon zijn.
De jonge Remmert verhuisde naar Oude
schild en werd daar op 26 augustus 1792 in
de gereformeerde kerk gedoopt, twee weken
na zijn geboorte dus. De schout en het ge
recht waren met het probleemkind opgeza
deld, omdat de alimentatie moest worden ge
regeld. In hun wijsheid bepaalden in 1793 de
heren dat Remmert Lover voorlopig tot 1797
voor tweederde deel werd 'opgedragen' aan
het algemene armbestuur van Den Burg en
voor eenderde aan het algemene armbestuur
van Oudeschild. Die armbesturen kregen toe-
21