26
leider in de kerk, dit alles naast zijn fulltime kan
toorbaan. Wie hieruit afleidt dat Huib Fenijn een
vat vol tegenstrijdigheden was heeft natuurlijk ge
lijk. Maar er moet echter bij gezegd worden dat de
dichter en de ceremoniemeester, de ouderling en
de humorist elkaar altijd in de ogen konden kijken.
Onder alle omstandigheden was Huib Fenijn in 't
diepst van zijn wezen dezelfde: een man die vrolijk
kon zijn vanuit een diepgeworteld christelijk geloof.
Deze overtuiging spreekt uit zijn gedichten, die
o.a. verschenen in enkele bundels Naar veilige
haven en Eens komt de dag.)
Huib Fenijn was geen man van pretenties. Nooit
ging hij prat op zijn werk. Zijn motto, uit één van
zijn verzen luidde '...maar ook een leeuwerik wil
zingen, al is hij dan geen nachtegaal'. Vanwege
zijn met veel humor be-commentarieerde gebeur
tenissen in de Texelse samenleving en zijn veelal
komisch-anekdotische rijmen in de Texelse Cou
rant kreeg hij op Texel de naam een eeuwige
grappenmaker te zijn. Daar had hij in stilte last
van. In een van zijn verzen dicht hij:
'Mijn god, ik kan niet altijd lachen.
Geen mens weet, hoe mijn ziel vaak schreit.
Ik ben niet steeds de leuke kerel
Waarvoor een ander mij verslijt.'
In dit artikel wordt een aantal verzen uit zijn veel
zijdig oeuvre geplaatst. ZeepHij wist het en
Weerzien op Texel zijn typerend voor Fenijn:
anekdotisch en met een humoristische pointe. Hij
was ook een romanticus. Daarvan getuigt
Sneeuwmorgen. We zouden hem tekort doen als
we niet ook een van zijn religieuze gedichten
plaatsten. Naar veilige haven schreef hij in de laat
ste periode van zijn leven, toen hij ongeneeslijk
ziek en nagenoeg blind was. Hij stierf op 12 de
cember 197166 jaar oud.
Op Texel is hij niet vergeten. Veel oudere mensen
zullen nog zijn gestencilde boekjes met verzen en
voordrachten bewaren. Er is een boek in de maak
over Huib Fenijn, met daarin al zijn Texelse ver
zen. We zien er met spanning naar uit!
G.E. Dros
Bronnen:
Gerbrand Fenijn, Haarlem;
Texelse Courant 28-1-97, artikel Pip Barnard; Bun
del Naar veilige havenuitg. Gideon, Hoornaar.
OPROEP De kinderen van Huib Fenijn zijn op
zoek naar zijn gedicht Avond op het Marsdiep. Ze
hopen dat er onder onze lezers iemand is, die dit
gedicht in bezit heeft. Graag bericht aan de redac
tie.
ZEEP
Reijer Schaap had in de oorlog
clandestiene zeep gemaakt.
Maar door kletsen en door praten,
wat de mensen toch nooit laten,
was men hem op 't spoor geraakt.
Zo kwam er op zeek're middag
'n motorfiets met zijspan aan,
die zijn claxon luid liet schallen
en met hele zware knallen
voor zijn woning stil bleef staan.
Reijer, die hen aan zag komen,
nam de zeep, een heel groot pak,
en wierp alles zonder dralen,
-want hij kon het net nog halen-
in een lege regenbak.
Nauw'lijks lag het in de diepte
of daar kwamen, groot en zwaar,
twee Jan Hagels die hem samen
duchtig onder handen namen
over de verboden waar.
Op hun vraag, waar of de zeep was,
zei hij: 'Dat is slecht gerooid,
want het was een zootje rommel,
en ik heb de hele trommel
met dat goed in zee gegooid.'
'Zo, dat zal je dan bewijzen'
sprak de oudste van de twee.
En eer Reijer kon ontsnappen
moest hij in de zijspan stappen
en daar ging het naar de zee.
'Nou, waar ligt het?' klonk het dreigend.
'Wel' sprak Reijer opgeruimd,
-die ze wel in zee kon schoppen-
'Kerels, kijk dan uit je doppen,
want de hele zee die schuimt.'
landwachter, NSB-hulppolitie.