te voet in zuidelijke richting langs De Waal en de Bomendiek (afb. B, pag. 7). Bij de Ongerderdijk gekomen werd deze eerst geïnspecteerd, waarbij de bedijkers niet ophiel den op te merken, dat de dijk geheel uit zand was opgeworpen en 'een smalichheit ende crancheit had', die stormweer zeker niet zou doorstaan! Verder gaande wezen ze op een drietal duikers en de op één plek gemaakte doorgraving, waardoor het water frank en vrij WaalenBurg inliep. De Texelaars verklaarden dat dit altijd zo geweest was, dat het duinvalwater was en WaalenBurg het maar te nemen had. Verder lopend, kwam men bij bedijkers nieuwe dijk, beoosten De Koog. Toen was de beurt aan de Texelaars, die de commissarissen er op wezen dat het een zanddijk was, onhoudbaar door zijn noordelijke ligging bij stormweer uit het noordwesten. Inderdaad constateerden de heren dat de dijk tenminste voor 1/3 uit zand bestond en de zodenbekleding zwaar met zand was bestoven. De dijk had een hoogte van ca. 2 meter en het buitenbeloop had een aanlegbreedte van ca. 3,30 meter. De Texelaars meenden dat de dijk ook veel te noordelijk was aangelegd om bij eventuele calamiteiten snel ter plaatse te kunnen zijn. Bovendien was de breedte tussen de teen van de dijk en de insteek van de kwelsloot dermate smal, dat twee wagens elkaar niet konden passeren, wat bij schade toch zeker nodig zou zijn, om snel materialen te kunnen aanvoeren. Waarschijnlijk heeft men voor het herstellen van de veelvuldige schade bij de aanleg, steeds grond ontgraven uit de kwelsloot aan dijkszijde. Hierdoor was er wel een geringere transportafstand, maar kwam de insteek steeds dichter bij de teen van de dijk. Vandaar de geringe transport breedte langs de dijk. Men volgde de dijk in oostelijke richting en bekeek daar de twee nieuw gebouwde uitwateringssluizen, waarbij bleek dat in de omgeving hiervan het binnentalud ernstig te lijden had door uitschuring tijdens het spuien. Bij het landhoofd Hardekoog gekomen, zeiden de Texelaars dat in een dergelijke hoek de oude dijk veel te lijden had bij storm uit het noordwesten door opwaaiing en zware golfslag. Dit probleem was de commissarissen bekend en op de 21ste gingen ze dit nogmaals ter plaatse bekijken. Ze constateerden dat de oude dijk ernstig was aangetast en in die hoek op meerdere plaatsen was hersteld. Hun mening was dan ook, dat men slechts 'met kosten en arbeid' dergelijke hoeken intact kon houden. Terug in Den Burg legden de commissarissen al hun bevindingen in een schets vast (afb. 12, pag. 11). Beide partijen konden zich hiermee verenigen en tekenden voor accoord. Op de schets zien we ten noordwesten van De Waal de boerderij Contencieuse. Gaan we om de Zuid, dan passeren we Waelkercke en de Waaldam met vermelde weel Het Armke. Vervolgen we westwaarts de dijk langs Ongeren en Burgernieuwland (op de kaart aangegeven als Ungherdijk), komen we daarna aan de Kogerdijk en zien op een drietal plaatsen 'sluisjes' aangegeven. De schets laat ook een tweetal boerderijen zien, aangegeven als 'huys'. Verder zien we aan de Kogerdijk een aantal weeltjes aangege ven. In de nieuwe dijk zien we dan de twee sluiskolken. De procedure voor het Hof van Holland viel in twee zaken uiteen,maar alles werd te gelijkertijd aanhangig gemaakt: 1) betrof waterlozing, onderhoud dijk en sluizen en aanleg ontwateringskanalen, waar voor bedijkers een bijdrage eisten; 2) betrof recht van etting (beweiden van de oude dijken), die bedijkers eisten te mogen uitoefenen. 15

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Uitgave Historische Vereniging Texel | 1995 | | pagina 17