ANDMES dE BRÜYN.
DE PRINS WILLEM,
4
6
'praetendeerende het ongeluk geheel buiten zijn
schuld te wezen', een week na de ongelukkige
stranding van zijn linieschip, zelf aan de stadhouder
om een onderzoek naar de juiste toedracht ver
zocht, publiceerde de Leidsche Courant van 28
september een brief vol beschuldigingen aan zijn
adres, afkomstig van ene luitenant Koelberg. Luite
nant Koelberg, die enige tijd tevoren door kapitein
De Bruijn aan de kant gezet was, had namelijk
enige weken voor het ongeluk een brief met be
schuldigingen met betrekking tot het eten, de be
handeling der zieken en onvolkomenheden van het
geschut aan het adres van de kapitein en van de
Admiraliteit verstuurd en deze brief was in de krant
terechtgekomen. Hoewel later bleek dat de beschul
digingen of geheel onjuist of schromelijk overdreven
waren, miste het artikel zijn uitwerking niet. De
publieke opinie, die toch al tegen De Bruijn gericht
was vanwege zijn afwezigheid in de slag bij de
Doggersbank en nu vanwege de stranding, keerde
zich geheel tegen de commandant van de 'Prins
Willem'. Van het onderzoek van de krijgsraad,
waarvan De Bruijn zelf zei dat 'verscheijden leden
zigtbaar partijdig en geensints neutraal waren'
verwachtte hij weinig goeds. Terecht, naar later
bleek: de onfortuinlijke kapitein werd ontslagen uit
's Lands zeedienst en mocht bovendien de kosten
van het proces betalen. Maar hoe juist was dat
F E R. D E D I G 1 N G
VAM DEN
KAPITEIN
\V E O E N S z IJ N GEDRAG GEHOUDEN
AAN nnORD .VAN "s LANDS
00 p LOCSCHIP
Voor ett na hetzelve door den Lootsninn 'Jan Kok
op de Zuiderhaciks verzeild is.
A L L K S MET AUTHENTIEKE STUKKEN
EN CE TUI GEN BEVESTIGD.
Waar uit overtuigend I,lijkt, dat hij geenzins onvoorzigtjg
disatlent ett verward is te werk gegaan of zich aan
confufitverzuim en zorgeloos/ieil heeft IcIwWig' ge
mankt, gelijk hem Lij de Sententie van den
Krijgsraad is ie last 'gelegd.
r E R Q T T E li 0 W Af,
B ij 3 0 H A N N L .s HO 1* H O U
eigenlijk? Recent onderzoek heeft uitgewezen dat
er 'geen enkele aanwijzing is te vinden dat De
Bruijn tegenorders zou hebben ontvangen om niet
met zijn eskader uit te lopen' in de zomer van 1781.
2). Dat hij door niet uitlopen de slag bij de Dog
gersbank zou mislopen en daardoor 'de uitslag van
het gevecht aldaar nadelig had beïnvloed' kon hij
uiteraard niet weten. Wat de 'verzeiling' van de
'Prins Willem' betreft valt het aandeel van De
Bruijn daarin te verklaren uit een misverstand met
de seinvlaggen. Bij het onderzoek bleek dat De
Bruijn de waarschuwing van de anderen dat hij op
de Zuiderhaaks aankoerste, verkeerd had opgevat:
hij dacht dat het een sein van verkenning was tussen
de 'Schoonderloo' en de overige, reeds op de rede
liggende V.O.C.-schepen. Op de andere oorlogsbo
dem had men ten onrechte verondersteld dat De
Bruijn het sein had begrepen en de seinvlaggen
binnengehaald. Ook toen de 'Prins Willem' de koers
naar het zuidoosten verlegde, waardoor het pas echt
misging, had men geen seinen meer gegeven en ook
niet, zoals het voorschrift luidde, met kanonschoten
gewaarschuwd. Maar deze fout was voor verant
woordelijkheid van schout-bij-nacht Van Braam, die
zelf deel uitmaakte van de krijgsraad... Bovendien
was men, toen De Bruijn het sein van ongemak had
gegeven, hem niet onmiddellijk, door het sturen van
sloepen enz., te hulp geschoten. Of snelle en ade
quate reddingspogingen wel succesvol geweest
zouden zijn is uiteraard niet te zeggen. Voor de
fout van de loods kon De Bruijn al helemaal niet
verantwoordelijk worden gesteld: zodra de loods het
bevel over het schip nam, dienden kapitein en
stuurlui naar zijn inzichten te handelen. 3)
De loods op zijn beurt had zich in de haast om de
naderende Engelsen te ontkomen, in de tonnen
vergist. Hij had de tweede ton aangezien voor de
uiterton, doordat de reeds voor anker liggende
schepen het uitzicht op deze ton belemmerden!
Niet alleen werd hij uit de loodsdienst ontslagen en
moest hij de kosten van zijn proces zelf betalen, hij
werd bovendien veroordeeld tot driemaal 'van de ra
vallen' om daarna 'strengelijk' te worden 'gelaarsd',
dat is geslagen met een met vilt bekleed dik touw.
J.T. Bremer
Literatuur:
1) J.C. de Jonge, Geschiedenis van het Nederlandsche Zeewezen,
deel IV, 2e druk, Haarlem, 1861, blz. 508-513, 562-565;
2) N.D.B. Habermehl, Toeval of opzet? De ondergang van het
linieschip 'Prins Willem' in september 1781, in: Tijdschrift voor
Zeegeschiedenis, jrg. 10, nr. 2, 1991;
3) Verdediging van den kapitein Andries De Bruijn wegens zijn
gedrag gehouden aan boord van 's Lands oorlogsschip de Prins
Willem, voor en na hetzelve door den lootsman Jan Kok op de
Zuiderhaaks verzeild is, Rotterdam 1782 (pamflet Knuttel no.
19986)