De uitvarende vissersvloot van
Den Helder, Texel, Wieringen;
was gedeeltelijk al buiten de
Haaksgronden. Ieder voor zich
trachtte de kust of de haven te
bereiken.
Een drietal schuiten werd
omgeworpen en de opvaren
den vonden de dood in de
golvenVeel schuiten beliepen
averij, den een meer dan den
ander. De drie omgeslagen
schuiten en hun bemanning
volgen hier:
TX 108, bemanning: A. Bak
ker, C. Vermeulen, D. den
Brave.
TX 122, bemanning: C. Visser,
J. Visser, K. Kerke.
TX 128, bemanning: P. v.d.
Vis, B. Busselman, A. Vermeu
len.
De lijken van bovengernoem-
de personen zijn voor het
grootste gedeel te aangespoeld
of aangebracht"
(Uit: Journaal vuurtorenwach
ter Buijs.)
Soms werden schepen verze
kerd, zoals b.v. uit het stukje
over de TX 122 uit 1904 blijkt,
maar vaak ook niet om de
verzekeringspremie uit te
sparen. Bij vergaan van zo'n
schip of total loss-verklaring
waren de schipperen zijn gezin
aan de steun van anderen
Aan boord van de TX 15.
De materialen waarmee werd
gewerkt waren loodzwaar.
De man op de foto is
Klaas Flap Vlas
(Foto: Archief Maritiem- en
Juttersmuseum)
Zwaar materiaal
Aan boord werd gewerkt met
zwaar materiaal. Grote hijs-
blokken en gieken zwaaiden
vaak rakelings over de hoof
den van de bemanning. Net
ten in deze periode meestal
van ka toen, werden zwaar van
het water en moesten met de
hand of met de handlier wor
den binnengehaald. Bij het te
rugschieten van zo'n net moest
je uitkijken, dat je niet werd
meegesleurd. Het opletten
werd echter nog al eens be
moeilijkt door oververmoeid
heid. Wanneer je in zwaar weer
eenmaal overboord lag, moest
je enorm veel geluk hebben,
wilde je het overleven.
De 29 jarige vissersknecht
C.Visscr van Oosterend slaat,
zonder dat het door iemand
gemerkt wordt op 1 KM van
vuurschip Haaks van de TX
150 overboord. Hij verdrinkt
en Iaat een vrouw met kind
achter.
(Uit: Kroniek 3 Mei 1911)
11
Redding- en
verbandmiddelen
Reddingsmiddelen waren er
meestal niet en als ze al aan
wezig waren, dan waren ze
zeer onvoldoende. De meeste
visserlui konden bovendien
niet zwemmen, zo vermeldt
een enquete over de staat van
visserschepen en hun beman
ning uit 1907.
Ook genees- en verbandmid
delen ontbraken in de meeste
gevallen. P.Krijnen vertelt:
"Alleen de securen hadden een
verbandkist aan boord, met
zo'n rood kruus erop. Meestal
was er niks, als je verband
nodig had moest je je hemd
uittrekken om iemand te ver
binden. Ik liet es een pan om-
donderen, boven op de
kachel en kreeg de hete stoom
over me hande.
Iemand aan boord zei toen
"gauw je handen in de bun."
We ben op huus an gaan en
ik heb zes weke tuus weest."
De hygiënische omstandighe
den waren slecht. Koelmoge-
lijkheden voor de gevangen
vis ontbraken. De vis werd
"levendig" bewaard in de bun.
Dode vis in de bun ver*-'
daar soms een aantal
dagen.Vis die door de beman
ning werd gegeten werd aan
dek schoongemaakt. De inge
wanden gingen overboord en
het dek werd met zout water
gespoeld. Toch bleef er altijd
wel iets tussen de naden van
het schip steken. Bij een kleine
verwonding was de kans op
infectie groot. Meestal smeer
den de vissers een lik teer over
de wond. Dat hielp vaak ook
nog. Voor grote verwondin
gen en zware infecties gold
slechts één wet: had je een
sterk gestel, dan overleefde je
het, zo niet
overgeleverd
"Denietverzekerdeschuit van
M. Boon van De Cocksdorp,
strandt met 5 koppen op de
Vliehors. De opvarenden we
ten zich met eigen boot te
redden. De schuit slaat uit
elkaar. Er wordt een commis
sie gevormd om voor een
andere schuit gelden te verza
melen. Ze bestaan uit: Dokter
Keidel, Ds. Boeke, M. de Graaf
en Jac. Buis Jzn."
(Uit: Kroniek 13-4-1915.)