Bij Koninklijk Besluit.
51
keizer Napoleon de burgerlijke stand en
het bevolkingsregister ingevoerd. Met het
einde van de Franse overheersing kwa
men er opnieuw veranderingen in het
bestel.
Bij het Regionaal Archief te Alkmaar
wordt het archief van de oude gemeente
Haringcarspel zorgvuldig bewaard. Het is
jammer dat er van de periode voor 1825
weinig is terug te vinden. Wel is er in het
Rijksarchief in Noord-Holland te Haarlem
nog het archief van de heerlijkheid Hee-
renkerspel of Haringcarspel van het tijd
vak 1421-1889, maar dat beslaat slechts
veertig centimeter en is niet volledig.
samenstelling van het gemeentebestuur en
haar rechten en plichten bleven groten
deels onveranderd.
van Delft.
Hij was van 1608-1621 heer
van Haringcarspel.
Veranderingen in het bestuurlijk bestel
bleven zich met de regelmaat van de klok
aandienen. Het Koninklijke Besluit van
25 juli 1825 bepaalde dat het bestuur van
een gemeente voortaan zou bestaan uit
een burgemeester, bijgestaan door twee
assessoren en een raad. De burgemeester
werd benoemd door de koning, ook nu
weer op voordracht van de heer, én was lid
van de gemeenteraad. De assessoren wer
den benoemd door de commissaris van de
koning, uit leden van de raad die op hun
beurt werden benoemd door de Staten,
eveneens op voordracht door de heer.
Gelukkig zijn de notulenboeken van Jacob Huijgent van der
Haringcarspel vanaf de installatie van de Dussen, burgemeester
gemeenteraad nieuwe vorm wèl bewaard
gebleven en in de eerste notulen van 21
november 1825 lezen we dat de schout
van Haringcarspel, mede namens de
koning, eervol werd ontslagen en dat de
nieuw benoemde burgemeester zijn func
tie, na het aftreden van de schout, direct
moest aanvaarden en dat hij de gemeente
diende te besturen volgens de nieuwe
richtlijnen. Verder lezen we: ‘de tegen
woordig aanwezende leden van de raad in
die kwaliteit op nieuw te benoemen, met
last op den Burgemeester der Gemeente,
dezelve dadelijk na de ontbinding van het
In 1814 werden de zogenoemde ‘heerlijke
rechten’ gedeeltelijk hersteld en kreeg de
heer o.a. het recht van voordracht voor de
bestuurders van de gemeenten. Bij
Koninklijk Besluit van 9 oktober 1816
werd het ‘Reglement van bestuur voor het
platteland der provincie Holland’ vastge
steld. Hierin werd onder meer bepaald dat
aan het hoofd van de gemeente weer een
schout kwam, die, op voordracht van de
heer, door de koning werd benoemd. Een
gemeenteraad op het platteland zou be
staan uit drie tot zeven personen.
Bij het van kracht worden van de
Gemeentewet van 1851 werd het heerlijke
recht betreffende voordracht van personen
in openbare betrekkingen afgeschaft.
Deze wet, als gevolg van de grondwets
herziening van 1848 tot stand gebracht,
hield meer veranderingen in in de organi
satie van het gemeentebestuur. Nu was het
immers mogelijk geworden dat de burgers
hun stem konden laten horen. De raads
leden moesten periodiek aftreden en wer
den gekozen door middel van rechtstreek
se verkiezingen. De benoeming van de
burgemeester bleef voorbehouden aan de
koning. De titel assessor werd vervangen
door die van wethouder. De wethouders
werden vanaf die tijd door de raad uit zijn
midden gekozen. De Gemeentewet van
1851 is nadien vele malen gewijzigd, de
‘De Eigenaren der Heerlijkheden
worden,....’.
9
V