voor de hennepmolen. De terugval was
voor de molen vermoedelijk nog groter dan
voor de touwslagers. De laatsten konden in
die slappe tijd hun knechts aan het werk
houden door de hennep weer met de hand
te gaan beuken. Wij kwamen ook een aan
vraag uit 1609 tegen van de Alkmaarse
hekelmakers, die graag in het smidsgilde
van Sint Elois opgenomen wilden worden.
Zij hadden natuurlijk met dezelfde vraag
uitval te maken en wisten dat het gilde in
slechte tijden ondersteuning bood aan gil-
debroeders die tot armoede waren vervallen.
Waar kwam die dramatisch teruggelopen
vraag naar hennep vandaan? Om te begin
nen stond de situatie in Alkmaar niet op
zichzelf Ook een in de Zaanstreek gebouw
de windhennepklopper redde het in die
zelfde periode niet; hij werd in 1609 naar
Alkmaar overgebracht om daar als volmo
len verder door het leven te gaan. Het feit
dat rond dezelfde tijd van het handjevol
Hollandse windhennepkloppers twee er
mee stopten, geeft aan dat er meer aan de
hand was dan een lokaal probleem. Een
verklaring vinden we in het in 1609 begon
nen Twaalfjarig Bestand. Dat bestand met
Spanje leidde tot een sterke inkrimping
van de Nederlandse oorlogsvloot. De vraag
naar nieuw touwwerk en zeilen zal al snel
nadat in 1606 de onderhandelingen begon
nen, zijn ingestort. Vanaf het moment dat
de Hollandse overheid aan de onderhande
lingstafel ging zitten, zal zij uitgaven voor
onderhoud en vernieuwing van de oorlogs
vloot tot het uiterste hebben beperkt. Dat
moet op de Amsterdamse scheepswerven
goed te merken zijn geweest. En de
Alkmaarse touwslagers zullen het dubbel
Windhennep
klopper De Liefde
bij De Rijp,
verbrand in 1819.
De hennepmolen
op het Alkmaarse
To nland had
waarschijnlijk
noveen stelling
en niet zoveel
luiken. Pas later
werden die luiken,
waarmee men pro
beerde om het bij'
het beuken vrijko
mende stof uit de
molen te krijgen,
kenmerkend voor
dit type molen.
Collectie Museum
In 't Houten Huis,
De Rijp
factoren. En omdat het bestuur van een
stad in die tijd (net als nu) veel aandacht
besteedde aan de economische ontwikke
ling, lag het voor de hand om te gaan
zoeken in de vroedschapsresoluties, de
besluiten van het stadsbestuur.
Klachten van een molenaar of eigenaar van
de windhennepklopper kwamen we in de
vroedschapsresoluties niet tegen. Ook van
de belangrijkste Alkmaarse afnemers van
de gebeukte hennep -de touwslager ij en-
waren er tientallen jaren geen klachten.
Maar eind 1606 blijkt het opeens slecht met
ze te gaan. De touwslagers vroegen het
stadsbestuur om lastenverlichting. De
vroedschap besloot dat de touwslagers wel
hun achterstallige belasting moesten
betalen maar dat er het volgend jaar moge
lijk belastingverlichting zou komen. Die
lijnbanen, die het hele jaar zonder werk
hadden gezeten, werd de belasting kwijtge
scholden. In december 1609 waren er verge
lijkbare klachten. Er is dus enkele jaren
lang aanzienlijk minder werk voor de
Alkmaarse touwslagers geweest. Met als
direct gevolg: minder afzetmogelijkheden
HET TWAALFJARIG BESTAND
WAAROM STOPTE DE MOLEN ER MEE?
10 Oud Alkmaar 2011