hadden hangen. En die reformatie is natuurlijk ook altijd erg verzuild be schreven, bekeken door de eigen, meestal hervormde bril. Ik heb vroeger veel commentaar gehad dat ik me als katholieke jongen met dat soort onderwerpen bezig hield. Toch denk ik dat ik in dit boek de religiegeschiedenis 'ontzuild' heb behandeld. De Alkmaarse zoeaven bijvoor beeld krijgen evenveel aandacht als de protestantse jongelingenverenigingen, of als het joodse leven, of als een instelling als het Leger des Heils en in principe zonder vooringenomenheid. Een historicus moet dat kunnen, zeker als je een overzicht geeft van het godsdienstig leven in een stad. Een dergelijk overzicht levert ook wat op, bijvoorbeeld als je de rol van de katholieken in Alkmaar wilt vergelijken met die in andere steden: uit de vestiging van al die staties, ordes en congregaties blijkt dan, dat Alkmaar geen gek figuur slaat. Dit boek was een kans veel literatuur bij elkaar te brengen. Dat was aan de ene kant misschien saai, maar anderzijds toch ook een uitdaging, want dan blijken de gaten. Leuk vond ik het schrijven over cultuur en muziek. Als je in kaart brengt waar en wanneer er klokkenspelen werden geïnstalleerd, zie je de concurrentiestrijd tussen de verschillende kerken. Het geluidsmilieu in de stad werd opeens anders toen er in 1536 voor het eerst een voorslag kwam, waarbij een melodietje gespeeld werd. Voor welke Alkmaarder ik nog een stand beeld zou willen oprichten? Al werkend aan mijn biografie van de hervormer Jan Arentsz. werd Cornelis Cooltuyn steeds meer mijn held. En toen ik met de biografie van Cooltuyn bezig was, kreeg ik steeds meer bewondering voor Laurens Jacobsz. Zas. Ik ben dus van held naar held gesprongen en tenslotte beland bij Zas (gestorven in 1557). Ik heb hem als eerste kunnen identificeren nadat hij eeuwen was verward met anderen. Je moet hem even plaatsen: hij was rector van een vrouwenklooster (witte nonnen) en tevens rector van de Latijnse school. Een man die in de mist van de geschiedenis verdwenen is, maar hij had de Middeleeuwen en de Reformatie in zich. Hij was nog priester, maar heeft de mensen toch kritisch leren lezen en aan het denken gezet. Ik ben niet zo voor stand beelden, maar als nog iemand erkenning zou verdienen is ook Nannius een goede kandidaat. Hij was een groot geleerde, die eigenlijk geëerd had moeten worden in de naam van het stedelijk gymnasium. Maar voor Zas voel ik toch meer waardering. Het is een taak van een historicus om in discussies zijn mening te geven. Ik heb in dit boek niet geschroomd dat te doen en hoop dat te blijven doen. Ten slotte wil ik nog deze aanbeveling meegeven. Sinds de jaren zestig is er veel gepubliceerd over de Alkmaarse geschiede nis. Het nieuwe geschiedenisboek moet geen eindpunt zijn, maar opnieuw uit lokken tot discussie en inspireren tot verder invullen van de vele witte plekken in onze kennis". PETER BITTER "Het leukst om te schrijven vond ik de hoofdstukken over woningen, woning inrichting en huisraad. Deze hoofdstukken (7 en 17) zijn helemaal nieuw geschreven en niet gebaseerd op bestaande stukken. Ik heb archeologische en (bouw)historische gegevens gecombineerd in één verhaal. De grote gebouwen en instellingen komen in dit soort boeken altijd wel aan bod, maar 2007

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2007 | | pagina 10