Vooral de Zuid-Limburgse landschappen en de ploegende paarden waren zeer gewild. Volgens eigen zeggen verkocht Gouwe op deze tentoonstelling het schilderij Ploegende paarden en kreeg hij bovendien opdrachten voor nog tien van dit soort schilderijen. Ongewild en tegen zijn zin werd hij hierdoor een broodschilder, maar door zijn permanente geldgebrek had hij geen andere keuze. Toch werd voor hem het denkbeeld zijn hele leven lang 'verkoopbare schilderijen' te moeten maken een waar schrikbeeld. In de jaren die komen zien we dan ook dat Gouwe een innerlijk verscheurd mens is. Enerzijds schildert hij op traditionele wijze om in zijn levensbehoeften te kunnen voorzien, anderzijds is hij op zoek naar andere vormen, geïnspireerd door schilders als Vincent van Gogh en Piet Mondriaan. In 1927 komt Gouwe voor het eerst tijdens de zomermaanden niet naar Zuid-Limburg maar verblijft hij in plaats daarvan een halfjaar in Zuid-Frankrijk. Hij probeert er zich te bevrijden van de druk van geldzorgen en opdrachten. Aan een vriend schrijft hij"Je komt niet gemakkelijk los uit vastgeroeste gewoonten maar het moet en ik zal er dan ook los van komen. Ik begin (ik ben al begonnen) op die wijze te schilderen en als het nu flink warmer wordt dan kom ik juist op de geestelijke hoogte". In die strijd groeit hij toe naar zijn beslissing voorgoed naar Tahiti te vertrekken. In een Zuid- Franse krant had hij namelijk een artikel over deze Franse kolonie gelezen van de hand van E. Desdemains-Hugon, kapitein op de grote vaart. Deze had volgens Gouwe het eiland beschreven "als een uitnodiging aan artiesten van mijn soort om er te gaan wonen". Zo vertrekt hij op 14 december 1927 naar Tahiti. Hij zou er 38 jaar later overlijden en begraven worden, na nog eenmaal in 1959 voor enkele maanden terug naar Nederland te zijn geweest. Vele jaren later zegt Gouwe in een interview: "Ik wilde in vrijheid leven: ik had er genoeg van om me voor de kunstwereld te prostitueren. Ik leverde op bestelling tafereeltjes uit het boeren leven en ik walgde ervan. Op Tahiti hervond ik mijzelf; ik begon opnieuw!" Er waren periodes van armoede, waarin hij geen schoenen aan zijn voeten had, alleen vis en vruchtvlees kon eten en rondliep in een lenden doek. Het tweeslachtige aan hem was dat hij de armoede nooit heeft kunnen accepteren. Hij A.H. Gouwe, De Vijgenboom, 1920 (of 1926). Bron: Dickhaut, Herman Gouwe

Tijdschriften Regionaal Archief Alkmaar

Oud Alkmaar | 2006 | | pagina 9